In het S.O.S. Antwerpen project slaan Belgische en Nederlandse vrijwilligers de handen in elkaar om historische bronnen te ontsluiten voor het nageslacht. Van zo’n vriendschappelijke samenwerking was 200 jaar geleden geen sprake. De doodsoorzakenregisters zijn getuige van de strijd tussen de Nederlanders en de Belgische revolutionairen ten tijde van de Belgische revolutie. Een deel van de strijd werd uitgevochten in Antwerpen in 1830 en 1831. Hoewel dat verhaal goed gekend is, zetten de doodsoorzakenregisters enkele puntjes op de i wat betreft de details….
De Belgische omwenteling
In de Zuidelijke Nederlanden heerste anno 1830 onvrede over de opname in het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden en het beleid van Willem I. Na de opvoering van de controversiële opera De Stomme van Portici op 25 augustus in Brussel, trokken groepen revolutionaire Belgen door de straten om hun onvrede met de Nederlandse heerschappij te uiten. De daaropvolgende weken werden de rellen steeds heviger. Aanvankelijk probeerden gematigde Belgen en Nederlanders nog tot een akkoord te komen maar nadat een tijdelijke regering van revolutionairen op 4 oktober 1830 de onafhankelijkheid had uitgeroepen, was de breuk een feit. Het Nederlandse regeringsleger probeerde de opstand te bedwingen maar moest zich na hevige gevechten uit Brussel terugtrekken.
De strijd om Antwerpen
In de loop van de maand oktober slaagden de revolutionairen erin om in het hele land de regeringstroepen te verdrijven. Op 26 oktober trok het Nederlandse leger zich terug in en rond Antwerpen waar het zich in de versterkte citadel vestigde. Op 27 oktober kwamen de revolutionairen met getrokken wapens de stad binnen. Eerst probeerde de Nederlandse generaal David Hendrik Chassé nog een wapenstilstand te onderhandelen maar al snel escaleerde de situatie.
De Nederlandse vloot lag dicht bij de wal en werd door de opstandelingen beschoten. De vloot schoot met zwaar geschut terug, en werd gesteund door de kanonnen uit de citadel. Vooral de wijk Sint-Andries leed zwaar onder het bombardement. Duizenden Antwerpenaren ontvluchtten in paniek de stad. Eén van hen was de jonge Hendrik Conscience, die later gedetailleerd neerschreef wat hij die dag had meegemaakt. Nog diezelfde nacht werd het bombardement opgeschorst. De dag nadien kwamen de revolutionairen met Chassé een wapenstilstand overeen. De Nederlanders behielden het kasteel, de schepen, de forten en het Vlaamse Hoofd over de Schelde. De stad was voor de Belgen.
In het doodsoorzakenregister worden de slachtoffers van de strijd tussen de Belgische revolutionairen en de Nederlanders genummerd. Tijdens het najaar van 1830, beginnende met enkele doden eind augustus, werden 85 overledenen ten gevolge van de gevechten geteld, het ging vooral om mannen. De slachtoffers van het oorlogsgeweld kunnen geïdentificeerd worden aan de hand van de nummers die naast hun doodsoorzaak staan vermeld. Er is een telling uit 1830 in pen, en een latere telling in potlood.
De explosie van kanoneerboot nr. 2
In de maanden volgend op het bombardement hielden de Nederlanders de stad onder controle aan de hand van een blokkade. Ze controleerden met hun vloot alle schepen die de stad binnen en buiten voeren. Op 20 januari 1831 werd België als onafhankelijke staat erkend door de grote mogendheden. De Nederlandse Chassé bleef echter met zijn soldaten in de citadel tot de Belgische troepen die zich rondom Maastricht hadden gevestigd, zich zouden terugtrekken. Ook de vloot bleef aanwezig om de bevoorrading van de citadel te verzekeren. De strenge winter en het drijvende ijs dwong de meeste schepen terug op de Westerschelde. Slechts enkele kanonneerboten bleven achter nabij Antwerpen, waaronder kanonneerboot nr. 2.
Op een kille wintermorgen in februari 1831 kreeg de marinecommandant Jan van Speijk, bevelhebber van kanonneerboot nr. 2, het bevel om terug naar Oosterweel te varen omdat er geen drijfijs meer op de Schelde lag. Die beruchte ochtend was het weer heel slecht. Door een ongunstige wind werd de boot stuurloos en liep hij vast aan lagerwal. Snel verzamelde zich een massa nieuwsgierigen op de kade, Antwerpenaren die in de buurt aan het werk waren, maar ook gewapende burgers van het vrijkorps compagnie De Gorter en militairen van het (inmiddels verdwenen) nabijgelegen fort Saint-Laurent.
Over wat zich nadien afspeelde, is in de loop van de geschiedenis heel wat inkt gevloeid. De verhalen liepen aan Nederlandse en Belgische zijde nogal uiteen. Sommige Belgen verklaarden dat de aanwezige militairen de opgewonden massa van het schip probeerden weg te houden, en het schip wilden helpen om terug water te maken. Nederlandse verslagen verklaren dan weer dat de verzamelde Belgen het schip in beslag probeerden te nemen, dat ze van Speijk beletten om een reddingssloep uit te gooien om een anker te werpen en dat ze eisten dat de Hollandse vlag zou worden opgeborgen. Zeker is dat van Speijk zich in het nauw gedreven voelde. Mogelijk vreesde hij oneer als zijn schip, en de Nederlandse vlag waaronder het voer, in vijandelijke handen zou vallen. Of vreesde hij de wraak van de Belgen? Zijn boot had namelijk een belangrijke rol gespeeld tijdens het bombardement enkele maanden eerder. Daarvoor had hij zelfs een medaille gekregen. De aanwezige Belgische militairen verklaarden achteraf in de processen verbaal die in de kranten werden gepubliceerd, dat ze het schip enkel betraden om van Speijk ervan te verzekeren dat ze de massa op afstand zouden houden en om te bespreken hoe ze het terug in het diepe konden krijgen. Toen van Speijk afdaalde om de papieren van het schip te halen, vermoedde geen van de mannen op het dek, Nederlanders noch Belgen, wat er zou gebeuren.
Het vervolg is gekend. Kanoneerboot nr. 2 ging met een oorverdovende knal de lucht in. Het hele schip werd vernield. Bijna iedereen aan boord, kwam om het leven. Drie bemanningsleden konden het schip nog net verlaten toen ze begrepen wat van Speijks intentie was: de loods Martin van de Velde, de bootsman Petrus Poelman en matroos Hendrik Wijler. Stukken van de boot werden tot ver in de omgeving geslingerd. Wijler verklaarde nadien dat hij van Speijk een brandende sigaar tegen een zak buskruit had zien leggen, waarop hij enkele anderen waarschuwde en het schip verliet. De legende dicht van Speijk de volgende laatste woorden toe “…en een infame Brabander worden? Dan liever de lucht in!”, maar die zin komt uit een brief die hij enkele maanden eerder aan zijn nicht schreef.
De slachtoffers
26 van de 31 bemanningsleden overleefden de ontploffing niet. Van Speijks verminkte lichaam werd enkele dagen na de ontploffing uit het water gevist. Het werd herkend aan het lintje dat hij voor zijn deelname aan het bombardement had opgespeld gekregen. Ook de Belgen die aan boord van het schip waren of die klaarstonden om het schip te enteren stierven. Geschiedenisboeken geven meestal aan dat het aantal Belgische slachtoffers bij de explosie onbekend is. De doodsoorzakenregisters brengen alvast enige duidelijkheid. De Belgen die het leven lieten bij de ontploffing, zo leren we uit de doodsoorzakenregisters, waren beroepsmilitairen en mannen van het Vrijkorps. We tellen twee soldaten uit het 18de regiment van de Belgische infanterie, en vier mannen van het Vrijkorps Compagnie De Gorter:
- 315: Josephus Ignatius Clarie, overleden 5 februari, doodsoorzaak: wonden de la cannonière nr. 2, infanterist bij het 18de regiment infanteries belges;
- 316: Fidelis Josephus De Croix, overleden 5 februari, doodsoorzaak: wonden de la cannonière nr. 2, infanterist bij het 18de regiment infanteries belges;
- 318: Joannes Baptista Josephus Gregoire, overleden 5 februari, doodsoorzaak: wonden de la cannonière nr. 2, 19 jaar, zonder beroep – *kapitein bij het Vrijkorps De Gorter;
- 334: Antonius Van Geel, overleden 5 februari, doodsoorzaak: détonation de la cannonière nr. 2, arbeider 41 jaar – *fusilier van compagnie De Gorter;
- 335: Jacobus Petit, overleden 5 februari, doodsoorzaak: détonation de la cannonière nr. 2, arbeider 22 jaar – *fourrier van compagnie De Gorter;
- 358: Ludovicus Jacobus Andreus Collier, overleden 5 februari, doodsoorzaak: wonden van de canonnière nr. 2, Scheepcommissionaris, 39 jaar oud – *lieutenant.
*beroep zoals vermeld in de kranten
Ook de 26 overleden Nederlanders komen in het register voor. Ze hebben als doodsoorzaak “wonden cannonière nr. 2” of “suite de l’explosion de la cannonière hollandaise nr. 2”.
- 324: Carel Gottlob Grasman
- 325: Sybertus Bekkers
- 401: Arie Van Achthoven
- 454: Jan Carel Joseph van Speyk,
- 455: Jan Senecaut,
- 456: Francisco Lorenso,
- 457: Cornelis Eykelenboom
- 458: Mozes Thomas De Mott
- 459: Arij Willem Van Leeuwen
- 460: Hendrik Schaliboom
- 461: Willem Vanden Bergh
- 462: Herman Henrick Meyer
- 463: Evert Lindeman
- 464: Albert Heuvink
- 465: Jacob Bernard Soethout
- 466: Johannes Carolus Eberts
- 467: Johan Jacob Mook
- 468: Jacobus Ras
- 469: Pieter Pardoe
- 470: Michael Pezer
- 471: Frederick Claasse Hagemann
- 472: Willem Christoffel Martensen
- 473: Carel Beining
- 474: Johann Christiaan Joseph Schnare
- 475: Andreas Vollmer
- 476: Willem Hendrik Vande Wetering
Van Speijk: held of terrorist?
Kort na de ontploffing werd van Speijk in Nederland uitgeroepen tot een nationale held. Zijn zelfopoffering ter verdediging van de Nederlandse vlag was het onderwerp van lofdichten. Monumenten werden in zijn naam opgericht en Willem I besloot dat er steeds een schip in de Nederlandse vloot naar van Speijk zou vernoemd worden. Aan Belgische zijde was er veel verwarring en onbegrip. De kranten stonden vol berichten dat de daad buitenproportioneel was en zelfzuchtig. Zeker omdat het verhaal er anders werd verteld. In de kranten was niks te lezen over de Belgische eis om de Nederlandse vlag te laten zakken, maar enkel dat er vredelievend aan boord werd gegaan om te helpen.
De in het Journal des Flanders gepubliceerde verklaring van de Nederlandse overlevenden bevestigde aanvankelijk de Belgische versie van het verhaal. Maar enkele dagen later trokken zij hun verklaring in, en beweerden ze dat ze de Franse tekst onder dwang van het Vrijkorps hadden ondertekend:
We kunnen vandaag niet achterhalen of de menigte het schip zou overmand hebben, indien het niet tot ontploffen was gebracht. Recent onderzoek zet vraagtekens bij de zogenaamde heldendaad van van Speijk. Meerdere bronnen tonen immers aan dat hij eerder met zelfmoordgedachten rondliep en een onvoorspelbaar, prikkelbaar karakter had. In een brief aan zijn nicht van december 1830, had hij al laten blijken dat hij de boot zou opblazen als die ooit in Belgische handen zou dreigen te vallen. Dat had hij op oudejaarsnacht ook in beschonken toestand tegen zijn bemanning gezegd. Die hadden toen luid gejuicht, maar vermoedelijk hadden ze niet gedacht dat dit lot ook zo snel het hunne zou worden.
Bronreferenties en extra literatuur
- Anvers, Journal d’Anvers, 5 februari 1831
- Conscience, Hendrik. De omwenteling van 1830, Uit: De Volledige werken van Hendrik Conscience. Brussel, 1884.
- Frits Rovers, “Dan liever de lucht in!”: Jan van Speijk en de Belgische Opstand. 2000
- Jan van Speijk, held of pias? Zeeuwse ankers, oktober, 2018. https://www.zeeuwseankers.nl/verhaal/jan-van-speijk-held-of-pias#:~:text=Van%20Speijk%20werd%20benoemd%20tot,Antwerpen%20op%2027%20oktober%201830. (Laatst geraadpleegd, 16 juli 2024).
- Lithografie van de ontploffing, van J. Beunis in ‘s Bosch, gepubliceerd door H. Ratinckx Antwerpen.
- Prud’homme van Reine, Ronald. “Waarom ging van Speijk liever de lucht in?”, Geschiedenis Magazine, jaargang 51, nr 8 (2016).
- Prud’homme van Reine, Ronald. Liever niet de lucht in. De omstreden zelfmoordaanslag van Jan Carel van Speijk. De Arbeiderspers, 2016.
- Rapport, Journal des Flandres, 10 februari 1831, p. 2
- Van Oostendorp, Johannes. Een fuselier in de Belgische Opstand: Aantekeningen van Johannes van Oostendorp over de jaren 1830-1832, Is. An. Nijhoff, 1980.
- Witte, Els. Het verloren koninkrijk. Het harde verzet van de Belgische orangisten tegen de revolutie, De Bezige Bij, 2014.