• Berichtcategorie:Opmerkelijk

Toen vrijwilligster Jeannette Koops onlangs op een onbekend kind stootte in de Antwerpse overlijdensakten, volgde ze haar nieuwsgierigheid en ploos ze de historie van de vondelingenschuif uit. Dat boeiende relaas kan je hier lezen!

Auteur: Jeannette Koops

Het vondelingenhuis

Op 19 december 1838 wordt in de schuif van het vondelingenhuis aan de Sint-Rochusstraat in Antwerpen een pasgeboren meisje gelegd. De kleine met de ‘baelkatoene navelband’, het ‘blauw katoene japonneke met blauw en roode bloemen’ en het ‘wit bombazynen ondermutsken’ overlijdt diezelfde dag tegen middernacht, zo leren we uit haar overlijdensakte. Waaraan het onbekend meisje overleden is, vermeldt het doodsoorzakenregister niet.

Overlijdensakte Antwerpen 1838, nr. 2052

Geschiedenis van het vondelingenhuis

John Wilms (1893-1978), een Vlaams politicus en schrijver en geboren in de Antwerpse Sint-Andrieswijk, schreef in 1941 in zijn boek ‘onder Sint-Andries toren’ een uitvoerig relaas over het vondelingenhuis en de schuif in de Sint-Rochusstraat.

Het eerste huis voor vondelingen in Antwerpen werd al in de veertiende eeuw gesticht, maar door brand vernield rond 1374. Tot 1531 was er een vondelingenhuis gevestigd in de huidige Prinsesstraat. Het huis werd in dat jaar verkocht om er een godshuis voor pelgrims van te maken.

In 1532 werd een nieuw vondelingenhuis geopend in de Sint-Rochusstraat dat meer dan drie eeuwen dienst zou doen. Door het toenemend aantal kinderen werd het in het midden van de achttiende eeuw wel herbouwd. Eerst werden alleen die kinderen opgenomen die op straat waren achtergelaten. Later was er ook plaats voor de kinderen van wie de ouders gestorven, gevangen of verdwenen waren.

Een koude winteravond bij de vondelingenschuif in de Sint-Rochusstraat
© Felixarchief inventarisNr. 2386#3166

Van verbod naar keizerlijk decreet

Hoewel verboden, was het te vondeling leggen een gangbare praktijk. Kinderen werden neergelegd op plaatsen waar veel mensen passeerden, in portalen van kerken of op de stoep van huizen van de welgestelde burgerij.

In eerste instantie waren het de aalmoezeniersstichtingen die begaan waren met het lot van vondelingen, later werd die taak overgenomen door de besturen van de zogenaamde Godshuizen.

Ondanks het verbod steeg het aantal te vondeling gelegde kinderen. Het stadsbestuur van Antwerpen vaardigde in 1569 uit dat de schuldigen ‘gescavotteerd’ of anderszins gecorrigeerd zouden worden, dit ten voorbeeld voor anderen. Voor verklikkers was er een financiële vergoeding.

In 1728 ging men nog verder en werd de straf voor het te vondeling leggen bepaald op 12 jaar uitdrijving of verbanning uit de stad en werd de financiële vergoeding voor verklikkers flink verhoogd. De vondeling werd op de arm van een aalmoezenier onder begeleiding van stadstrompetters door de stad gedragen in een poging de moeder op te sporen.

Tijdens de Franse bezetting op het einde van de achttiende eeuw kwam er door middel van een keizerlijk decreet van Napoleon een grondige hervorming van het vondelingenbeleid: zo werd er in elk arrondissement een schuif opengesteld. Dit was niet vanuit enig altruïsme van de zijde van Napoleon. De jongens werden immers vanaf hun twaalfde jaar ter beschikking gesteld om gerekruteerd te worden als bemanning van de oorlogsvloot.

De schuif

In Antwerpen werd de eerste schuif officieel in dienst gesteld in juli 1812. Het eerste kind was een jongetje dat rond half twaalf ’s nachts op 5 juli in deze schuif werd gelegd. Paul du Tour (de naam die het kereltje kreeg) overleefde deze uitbesteding niet en stierf op 1 augustus van datzelfde jaar.

De zogenaamde schuif was meer dan een lade achter een loket, naast de poort van de hoofdingang. Zoals uit onderstaande tekening blijkt, ging er een vernuftig systeem achter schuil.

Plan van de Schuif in Antwerpen
© Onder Sint-Andries Toren J. Wilms

Vanuit het vondelingenhuis gezien, zag de schuif eruit als een gemetselde kast, voorzien van een klep met luchtgaatjes. Naast deze kast was een soort van oven waarin men voortdurend melk of pap klaar had staan om voeding aan de vondeling te kunnen geven.

Wanneer er een kindje te vondeling in de schuif werd gelegd, rinkelde een belletje waarmee de portier van het huis werd gewaarschuwd. Hij haalde het kindje uit de schuif en gaf het de eerste zorgen. Er werd direct ook een uitgebreid verslag gemaakt van de kledij, de geschatte leeftijd en eventuele kenmerken of briefjes die het kindje bij zich droeg.

Was het kindje in de schuif gelegd, dan sloot deze aan de buitenkant om te verhinderen dat het kind er weer uitgenomen zou worden en om nieuwsgierige blikken van buitenstaanders te vermijden.

Briefjes van de moeders en herkenningstekens

Het Felixarchief van de stad Antwerpen herbergt onder andere de archieven van het OCMW (Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn) en diens rechtsvoorgangers. Dat archief loopt van de dertiende eeuw tot heden en bevat een schat aan informatie met betrekking tot de opvang van vondelingen. Gaande van alfabetische lijsten van vondelingen van 1621 tot 1801 tot individuele verslagen van te vondeling gelegde kinderen in de schuif in de Sint-Rochusstraat.

Wanneer in de schuif een naamloos kindje werd gelegd, werd indien er een notitie achtergelaten was, een naam gegeven op basis van zo’n briefje. Zo werd in het vondelingenregister van maart 1820 een jongetje ingeschreven dat de naam Louis Mardus kreeg. Dit naar alle waarschijnlijkheid op basis van de achtergelaten mededeling ‘Louis Le 1 MARS 1820’. Dat men van het kind heeft gehouden, is gezien alle hartjes wel zeer aannemelijk (zie afbeelding).

Akte 38 uit het vondelingenregister 1820, hartjes op het bijgevoegde naambriefje
©Felixarchief Inventarisnr. 885#15

Op 11 mei 1820 werd Catharina Neefs te vondeling gelegd. Zij droeg een briefje met daarop de tekst ‘Verzoeke dit kind te doopen Catharina Neefs geboeren den 11 meij 1820’. Aldus geschiedde, alleen werd Catharina Catherine.

Akte 81 uit het vondelingenregister van 1820 over Catherina/e
© Felixarchief 885#18

Catherina had niet alleen een briefje op zich. Er waren eveneens herkenningstekens achtergelaten. In het geval van dit meisje stukjes stof. Of zoals in het verslag te lezen valt ‘un morceau du toile du conton’ waarna er een beschrijving van dit lapje stof volgde. De moeder bewaarde het andere stuk stof. Mocht zij in de toekomst weer voor haar kindje kunnen zorgen, dan was dit een bewijsstuk waarmee zij de opvraging kon motiveren.

© Felixarchief Inventarisnr. 885#18

Indien een ouder zich later meldde, moest zij naast deze herkenningstekens ook de datum en het uur van het te vondeling leggen kunnen aangeven, alsook de kleding die het kindje op dat tijdstip droeg. Tegen betaling van de gehele of gedeeltelijke som van de onderhoudskosten werd het kind vervolgens aan de ouders teruggegeven.

Sommige kinderen belandden op een andere manier in het vondelingenhuis. Op 17 maart 1834 werd ’s avonds tegen half negen een jongentje van ongeveer acht dagen oud binnengebracht door een politie-inspecteur. Het ventje was gevonden in de Kloosterstraat. Ook hier werd een uitvoerig verslag opgemaakt van de kleren die de kleine Patricius droeg. Daarnaast een ‘papierken’ met daarop de tekst ‘heft zij dopsel ontvangen van een latelijk geloof o wat ongeluk voor een moeder’. Deze tekst werd op de achterzijde van de helft van een nieuwjaarsbrief in het Frans geschreven. Of de twee helften weer een werden, vermeldt de geschiedenis niet.

Akte uit het vondelingenregister van de kleine Patricius
© Felixarchief Inventarisnr. 860#3860

Dat het nodig was om de schuif van de buitenwereld af te sluiten voor nieuwsgierige buitenstaanders mag blijken uit onderstaand artikel uit het Handelsblad van 15 maart 1850. Een landbouwer was voor zaken naar Brussel gereisd en passeerde bij toeval langs het vondelingenhuis aldaar. Hij stapte binnen en stak uiteindelijk zijn hand in de vondelingenschuif die direct dichtklapte. Het eerdergenoemde belletje rinkelde en de zogenaamde rolbediende, denkende dat er een vondeling gelegd was, zag tot zijn verbazing de boer staan. De man werd uit zijn benarde positie bevrijd en wandelen gestuurd door de ‘Vlaendersche-poort’. Opvallend in het artikel is de beschrijving van de ruimte waar de schuif stond opgesteld. Geen kale, kille kamer maar ‘met kostelijke printen versierd’.

© Handelblad 15 maart 1850 p.3

Aantal vondelingen

Onder de kop ‘Statistieke bijzonderheden’ besteedde Het Handelsblad van 3 september 1847 uitgebreid aandacht aan de situatie van de vondeling in Europa, op basis van een onderzoek van Moreau de Jonnès. Hierin valt onder andere te lezen dat in het jaar 1836 er 1 vondeling op 17 geboorten in België waren. Ter vergelijking, in Frankrijk telde men in 1840 1 vondeling op 30 geboortes, in Nederland bedroeg dit aantal 1 op 10 in 1824.

In Antwerpen werd in de periode 1813-1817 een groot aantal kinderen te vondeling gelegd. Dit werd toegeschreven aan de crisis die de stad trof door de Engelse blokkade tegen Napoleon. Soldaten (vaak vergezeld van hun vrouwen) verlieten de stad en lieten hun kleine kinderen achter. Dagen waarin er tot wel 6 kinderen in de schuif werden gelegd, waren niet ongewoon. In het jaar 1834 werden 54 kinderen te vondeling in de schuif gelegd. In 1838 worden in het overlijdensregister van stad Antwerpen maar liefst 18 kinderen vermeld die stierven in het vondelingenhuis aan de Sint-Rochusstraat.

Sluiting van de schuif

Meerdere malen werd geopperd de schuif te sluiten vanwege het hoge kostenplaatje. Tijdens de zitting van de gemeenteraad van Antwerpen op 23 juni 1860 had hierover een verhitte discussie plaats. Tegenstanders meenden dat afschaffing zou leiden tot meer kindermoorden en ‘afdryvingen’.

De burgemeester stelde dat van de 100 vrouwen die hun kindje in de schuif legden, er 99 waren waarbij het om het derde of vierde kindje ging. Het grootste deel waren “herbergmeiden” volgens hem. Gezien het feit dat de vondelingen anoniem in de schuif werden gelegd, lijkt deze bewering moeilijk te staven (noot van de schrijver). De burgemeester stelde zelfs dat er vrouwen waren die er hun broodwinning van gemaakt hadden om weerloze jonge moeders te overtuigen om tegen betaling van 5 à 10 frank hun kind af te staan.

Door verschillende sprekers werden argumenten voor en tegen sluiting aangehaald. De gepresenteerde cijfers (zie afbeelding) kon de voorstanders van afschaffing niet vermurwen. Na stemming werd tot afschaffing van de schuif besloten met 21 tegen 4 stemmen.

© Handelsblad 24 juni 1860 p.1

Op 31 juli 1860 om middernacht sluit de schuif aan de Sint-Rochusstraat definitief. In 2000, 140 jaar na de sluiting van de schuif in de Sint-Rochusstraat, richt de VZW ‘Moeders voor Moeders’ opnieuw een vondelingenluik in Antwerpen op. Meer informatie over dit initiatief is te lezen op de site www.vondelingenluik.be.

Bibliografie

  • “De boer en de schuif”, Handelblad 15 maart 1850, p. 3.
  • “Verslag gemeenteraadsvergadering”, Handelsblad 24 juni 1860, p. 1.
  • De Keyzer, Diane, De vondelingen: gevonden kinderen heel lang geleden tot vandaag. Pelckmans Uitgeverij, 2020.
  • Diverse aktes uit vondelingenregisters, Felixarchief stad Antwerpen
  • Wilms, John. Onder Sint-Andriestoren: de schuif, de boeksteeg, de beruchte Lepelstraat. Nederlandsche Boekhandel, 1944.