• Berichtcategorie:Opmerkelijk

De doodsoorzakenregisters en overlijdensakten van de negentiende eeuw maken duidelijk dat de kindersterfte in het verleden erg hoog was. Maar hoe gingen mensen in het verleden om met het verlies van één of zelfs meerdere kinderen? Was er ruimte voor verdriet om borelingen of waren ouders gehard door de omstandigheden? Het is een complexe vraag waar vele historici zich in de loop der jaren over gebogen hebben. Of ze het eens zijn geworden? Dat lees je hier.

Grief fills the room up of my absent child,
Lies in his bed, walks up and down with me,
Puts on his pretty looks, repeats his words,
Remembers me of all his gracious parts,
Stuffs out his vacant garments with his form.

Verdriet vult de kamer van mijn afwezig kind,
 Ligt in zijn bed, loopt heen en weer met mij,
Draagt zijn mooie uiterlijk,
Herhaalt zijn woorden,
Herinnert mij aan al zijn gratie,
Vult zijn lege kleren met zijn vorm

William Shakespear, King John, 3de bedrijf, 4de scène

Deze woorden legt William Shakespeare in 1590 in de mond van een moeder die haar kind verliest in het toneelstuk King John. Door het verdriet fysieke vormen te laten aannemen, toont Shakespeare hoe groot en aanwezig het is. Dat mensen in vroegere tijden geen verdriet voelden om hun verloren kinderen lijkt daarmee alvast ontkracht.

Ook in de Oudheid zijn tal van bewijzen te vinden van ouders die treurden om hun verloren kinderen. Getuige daarvan zijn Griekse grafstenen met hartverscheurende rouwboodschappen. De dood van kinderen vormt bovendien een centrale bron in teksten zoals de Ilias van Homerus en andere Griekse tragedies. Euripides’ Heracles verwoordt het goed: “Sommige stervelingen hebben materiële bezittingen en anders hebben niks, maar allen houden van kinderen.”

Verdriet voor overleden kinderen is van alle tijden, Maria met Jezus. De klaagzang, 1820, door Paul Delaroche.

Toch blijkt uit historisch onderzoek dat het antwoord op de vraag hoe mensen in het verleden omgingen met het verlies van een kind niet eenduidig is. Tijdens dezelfde Oudheid waarin Heracles verscheurd werd door de dood van zijn kinderen, kozen andere ouders er bewust voor om sommige zuigelingen bloot te stellen aan de elementen en te laten sterven. Koppels die aan kinderen begonnen, verloren minstens één of twee van hun kinderen voor die volwassen werden. De dood van kleine kinderen was zo’n frequent fenomeen dat de Romeinse schrijver Cicero er circa 50 na Christus over schreef: “als een kind sterft in de wieg, heeft men er zelfs geen aandacht voor”.

Het concept kindertijd

De vraag wat ouders voelden bij het overlijden van hun kinderen past in een bredere historische discussie over wat een ‘kind’ en ‘kindertijd’ precies was. Het is de Franse historicus Philippe Ariès die in 1960 voor het eerst het idee introduceerde dat kinderen in het verleden niet als fundamenteel verschillend werden beschouwd van volwassenen. Meer zelfs, hij stelde dat kindertijd, als een periode waarin kinderen moeten worden beschermd, gekoesterd en gevormd, een relatief nieuw concept van de laatste eeuwen is.

Volgens Ariès behoorden kinderen van zodra ze min of meer zelfstandig waren en niet langer constante zorg nodig hadden, tot de samenleving van volwassenen. Ze werden actief ingezet in de taken van het gezin. Het idee dat kinderen een aparte categorie vormden ontstond slechts heel gradueel vanaf de vijftiende eeuw, aldus Ariès. Dit betekent niet dat kinderen werden genegeerd of verwaarloosd. Het concept kindertijd mag immers niet verward worden met affectie voor kinderen. Maar het verlies van een kind was volgens zijn theorie niet speciaal of intenser dan het overlijden van een ander lid van het gezin.

Emotionele onthechting ten aanzien van kleine kinderen

Sommige historici gespecialiseerd in de geschiedenis van kind en gezin bevestigen dit beeld. Meer zelfs, omdat kinderdood zo’n frequent fenomeen was, concludeerden zij dat de intensiteit en de duur van de emotionele reactie op het overlijden van een kind zelfs minder was dan voor volwassenen. Onderzoekers zoals Ivy Margaret Hewitt, Edward Shorter en Lawrence Stone concludeerden allemaal dat affectie en liefde voor kinderen niet kon verwacht worden in pre-industriële beschavingen. Door de hoge mortaliteit was emotionele verbinding, voornamelijk ten aanzien van erg kleine kinderen, te gevaarlijk. De dood was zo alomtegenwoordig dat ouders hun gevoelens niet wensten te investeren in wezens zo vluchtig en tijdelijk als zuigelingen.

Volgens historicus Lawrence Stone kan de praktijk om kinderen uit te besteden aan zoogsters in deze lijn van denken gezien worden. Zuigelingen verhuisden naar het huis van de zoogster op het platteland of in een nabijgelegen dorp. Op die manier geraakten de ouders niet te gehecht aan het jonge kind. Stone wijst ook op de praktijk om meerdere levende kinderen in het gezin dezelfde naam te geven. De verwachting was immers dat een van deze kinderen niet tot de volwassen leeftijd zou leven.

Volgens Edward Shorter waren moeders in het vroegmoderne Engeland zodanig onverschillig ten aanzien van kinderen jonger dan twee jaar dat dit bijdroeg aan de torenhoge kindersterfte. Praktijken zoals kindermoord in de Oudheid, maar ook de ruwe behandeling van kinderen en de minder uitgebreide rouw voor overleden zuigelingen in het verleden, lijken het beeld van een minder emotionele band met kleine kinderen in samenlevingen met een hoge mortaliteit te bevestigen.

Tegenstemmen

Meer recent onderzoek nuanceert dit beeld sterk. De Amerikaanse historica Linda Pollock bestudeerde in de jaren tachtig vroegmoderne dagboeken en autobiografieën en kwam tot de conclusie dat kinderen wel degelijk als een aparte groep werden gezien, ook al bestond er in het verleden geen parallel van ons westers modern beeld van kindertijd. Zij zag veel vrije tijd en speeltijd voor de kinderen. Bovendien was volgens Pollock de wreedheid ten aanzien van kinderen veel minder dan wat onderzoekers als Ariès en Shorter beweerden. Zij constateerde in haar bronnen net veel liefde, warmte en zorg voor kinderen. In tegenstelling tot Shorter stelt Pollock dat er zelfs méér angst was om kinderen te verliezen omwille van de hoge kindersterfte.

Angstige momenten: een ziek kind en rouwende ouders, schilderij van John Whithead Walton, 1894.

Ook de Franse historicus Emmanuel Le Roy Ladurie toonde in zijn detailstudie van het veertiende-eeuws Pyreneese bergdorp Montaillou dat ouders erg veel affectie hadden voor hun kinderen en zwaar leden onder het verlies ervan, al nuanceert ook hij dat er meer onverschilligheid was ten aanzien van erg jonge kinderen.

Het beeld van de onthechte ouder in pre-industriële samenlevingen gaat alvast niet op voor hedendaagse samenlevingen met hoge kindersterfte die tegenwoordig worden bestudeerd. Integendeel, in veel hedendaagse culturen met hoge kindersterfte is men niet onverschillig en zorgt men ervoor dat kleine kinderen goede zorgen krijgen. Onderzoek over kinderen van stammen in de Kalahari woestijn wijst bijvoorbeeld op de uitgebreide medische zorg, en ook de kinderen van de Sarakatsan herders in Centraal- en Noord-Griekenland (die qua levenswijze dicht aanleunen bij de oude Grieken) blijken hun kinderen enorm te koesteren. Wanneer ondanks al deze aandacht kinderen toch sterven, zijn er vastgelegde rituelen die zorgen voor houvast.

Rouwrituelen en kunst als uiting van verdriet

Veel traditionele culturen hadden een uitgebreide rituele praktijk of een geloofssysteem dat ouders hielp om te gaan met hun verlies. Specifieke rouwrituelen kunnen ons iets bijleren over hoe men in het verleden omging met het verlies van een kind.

In de klassieke Romeinse samenleving werden te extreme emotionele reacties op het overlijden van een kind afgekeurd. Kinderen werden pas volledig opgenomen in de samenleving vanaf de leeftijd van twee jaar, eens ze de periode van hoge kindersterfte hadden overleefd.

In Arabische landen bestond tijdens de middeleeuwen een specifiek literair genre dat religieuze en psychologische steun bood aan ouders die een kind verloren. Studies van dit genre geven aan dat de dood van een kind werd beschouwd als een groot verlies en dat ouders dit moeilijk konden aanvaarden, zelfs in tijden van bijzonder hoge kindersterfte.

In het zestiende- en zeventiende-eeuws Europa vond verdriet om het verlies van een baby dan weer uiting in de schilderkunst. Schilderijen van overleden kinderen waren een publieke uiting van rouw en liefdevolle affectie voor overleden kinderen. De overleden kinderen werden als lid van de familie beschouwd en kregen een naam.

De vierling van Jacobus Pieterersz Costerus en Cornelia Jans Coensraadsdochter, met één overleden meisje,
1621, onbekende kunstenaar (© Dordrechts Museum)

Soms zijn er andere rouwrituelen voor kinderen dan voor volwassenen. Dat was bijvoorbeeld het geval in traditionele joodse gemeenschappen. De rouwpraktijken waren daar tot in de twintigste eeuw niet van toepassing op zuigelingen die stierven voor de leeftijd van 30 dagen. Hun dood werd waarschijnlijk als ‘gewoon’ genoeg beschouwd om geen volledige rouwrituelen te rechtvaardigen.

Naast publieke uitingen van rouw zijn er echter ook maatschappelijke voorschriften van terughoudendheid en zelfbeheersing. De Leuvens historicus Jan Bleyen deed zo uitgebreid onderzoek naar de mentaliteit rond doodgeboren kinderen in België na 1950 en daaruit blijkt dat er weinig ruimte was voor rouw. Doodgeboren kinderen werden naamloos begraven en werden doodgezwegen. Er heerste een taboe dat pas in de laatste decennia van de twintigste eeuw verdween.

Conclusies

Het antwoord op onze vraag blijft complex. Opvattingen over kindertijd, kinderen en het overlijden van kinderen varieerden doorheen de eeuwen en culturen. Bij het bestuderen van historische bronnen wordt duidelijk dat ouders vroeger alleszins niet minder van hun kinderen hielden dan tegenwoordig enkel dat er wellicht minder emotionele betrokkenheid was bij de opvoeding van erg kleine kinderen.

In tijden waarin hoge kindersterfte een feit was, leerde men er als maatschappij op een andere manier mee om te gaan dan vandaag. Waarschijnlijk ervaarden de meeste ouders verdriet bij de dood van hun kinderen. De manier waarop ze die gevoelens tot uiting brachten, was echter sterk cultureel bepaald en divers.

Bibliografie en meer lezen

  • Bleyen, Jan. Doodgeboren. Een mondelinge geschiedenis van rouw. De Bezige Bij, 2012.
  • Dekker, J. J. H., & Groenendijk, L. F. “Philippe Ariès ‘ontdekking van het kind’: Een terugblik na vijftig jaar”,  Pedagogiek 31, nr. 3, 2011, pp. 199-215.
  • Gilaldi, Avner. “Concepts of Childhood and Attitudes towards Children in Medieval Islam: A Preliminary Study with Special Reference to Reaction to Infant and Child Mortality”, Journal of the Economic and Social History of the Orient 32, nr. 2, 1989, pp. 121-152.
  • Golden, Mark. “Did the ancients care when their children died?”, Greece & Romee 32, nr. 2, 1988, pp. 152-163.
  • Mander, R., en Marshall, R. ‘An historical analysis of the role of paintings and photographs in comforting bereaved parents’. Midwifery 19, nr. 3, 2003, pp. 230–42.
  • Philippe Ariès, L’ Enfant et la via familiale sous l’ Ancien Régime. 1960.
  • Philippe Ariès. Het uur van onze dood. Duizend jaar sterven, begraven, rouwen en gedenken. Amsterdam, 2003.
  • Pollock, Linda. Forgotten Children: Parent-Child Relations from 1500 to 1900. Cambridge University Press, 1983.
  • Stone, Lawrence. The family, sex, and marriage in England, 1500–1800. Londen: Weidenfeld & Nicolson, 1977.