In de late negentiende eeuw hield een schandaal België in zijn greep. De hoofdpersoon: Marie-Thérèse Joniaux-Ablaÿ, een vijftigjarige vrouw uit een voorname familie van militairen die bekend stond om haar verfijnde smaak en luxueuze levensstijl. Achter deze façade ging echter een web van bedrog, schulden en moord schuil. Dit verhaal toont ons dat we de doodsoorzaken in het Antwerpse register niet steeds mogen vertrouwen. In dit geval verbergen ze een lugubere waarheid.
Een leven vol privileges…en schulden
Marie-Thérèse groeide op in een welgesteld milieu. Ze werd geboren in Mechelen op 15 oktober 1844 in een familie met een lange staat van dienst in het Belgische leger. Haar vader, Jules Ablaÿ, was een generaal die had gevochten in de Belgische Revolutie. Als oudste dochter was ze zijn lievelingskind en naar verluidt had ze een levendig karakter en een scherp intellect. De familie had een goede reputatie maar beperkte middelen. In 1869, op 24-jarige leeftijd, trouwde Marie-Thérèse met Frédéric Faber, een Brussels schrijver en theaterhistoricus. Samen kregen ze een dochter, Jeanne. Faber had een goede reputatie maar was niet rijk. Het huwelijk was niet gelukkig en in december 1884 stierf Faber onder verdachte omstandigheden. Hij liet heel wat schulden na.
Marie-Thérèse hertrouwde na een korte rouwperiode met de weduwnaar Henri Joniaux. Marie-Thérèse en Henri, een ingenieur die werkzaam was als directeur bij het departement Bruggen en Wegen, verhuisden met hun kinderen uit hun voorgaande huwelijken naar een stijlvolle burgerwoning in de Nerviërsstraat 33 in Antwerpen. Marie-Thérèse hield er een extravagante levensstijl op na en organiseerde geregeld luxueuze spraakmakende soirées. Het gerucht deed toen al de ronde dat die levensstijl niet in overeenstemming was met het fortuin van het echtpaar, en inderdaad, al gauw stapelden de schulden zich op. Om haar levensstijl te kunnen blijven financieren, greep Marie-Thérèse naar steeds drastischere maatregelen.

(Gepubliceerd in Raymond de Ryckère, L’affaire Joniaux).
Aanvankelijk leende Marie-Thérèse geld van familie, vrienden en kennissen. Ze circuleerde in vooraanstaande adellijke kringen en onder haar geldschieters zaten heel wat klinkende namen zoals de baron Osy de Zegwaert. Marie-Thérèses smeekbeden moeten zeer overtuigend zijn geweest want vele mensen leenden haar grote bedragen. Vaak vroeg ze om de leningen met het excuus dat de eer van haar familie anders bedorven zou worden.
Ze ging leningen met hoge rentes aan bij verschillende banken die ze met andere leningen trachtte af te betalen. Dat haar nood bij momenten erg hoog was, blijkt onder meer uit het feit dat ze haar juwelen verpandde bij de Berg van Barmhartigheid, soms voor minder dan 100 frank per stuk. In casino’s en salons waar kansspelen werden gespeeld was ze een bekend figuur. Ze probeerde er vergeefs haar geld te vermeerderen en werd er verschillende keren betrapt op vals spel.
Eind de jaren 1880 ging Marie-Thérèse nog een stap verder en poogde ze familieleden te chanteren. Ze stuurde anonieme dreigbrieven naar familieleden en kennissen waarin ze dreigde familiegeheimen naar buiten te brengen als ze geen geld zou ontvangen.
Een web van bedrog
In 1892 trouwde Marie-Thérèses dochter Jeanne. Daar hoorde een luxueuze trouwerij bij. Marie-Thérèse had dus nog meer geld nodig. Op dat moment begon ook haar reeks moorden. Dat jaar sloot Marie-Thérèse twee levensverzekeringen af op naam van haar zus Léonie met een gezamenlijke waarde van 70.000 Belgische frank. Léonie kwam tijdelijk bij Marie-Thérèse inwonen in Antwerpen om de trouw van Jeanne te helpen voorbereiden. Leonies gezondheid ging na haar aankomst in Antwerpen zienderogen achteruit, nochtans was zij voordien een kerngezonde vrouw. De behandelde arts, Dr. Ruelle, wist niet waaraan dit lag. Hij vermoedde eerst meningitis, dan tyfus, dan griep. Na een kort ziekbed overleed Leonie, amper 42 jaar oud op 24 februari 1892. In het doodsoorzakenregister vinden we als doodsoorzaak: fièvre muqueuse.
In de maanden maart en april werd het verzekeringsgeld uitbetaald, kort daarop vertrok Marie-Thérèse op reis naar Monaco en Italië. In oktober zat ze reeds opnieuw in de schulden. In maart 1893 nodigde ze de oom van haar man, Jacques Van den Kerkhove, uit voor een diner thuis bij het echtpaar Joniaux. Van den Kerkhove was een rijke ongehuwde Gentse industrieel. Henri Joniaux was, samen met zijn broers, zijn directe erfgenaam. Echter, Van den Kerkhove was nu van plan te trouwen met zijn meid die sinds vele jaren ook zijn maîtresse was. De twee hadden een zoon die Van den Kerkhove als zijn rechtmatige erfgenaam zou erkennen na het huwelijk. Henri Joniaux zou zo zijn erfenis mislopen. Tijdens het diner bij het echtpaar Joniaux werd Van den Kerkhove onwel. Hij trok zich terug in een van de slaapkamers en stierf de volgende ochtend op 17 maart ten huize Joniaux. Het doodsoorzakenregister stelt dat hij overleed aan een apoplexie cérébrale.

Het verhaal ging dat Van den Kerkhove op de avond van 17 maart zelf een soirée had georganiseerd in Gent, waarbij hij zijn verloving zou vieren met zijn aanstaande vrouw. Toen de gastheer niet kwam opdagen, werd het verzamelde gezelschap ongerust. Na enige tijd ging de bel. Het was Henri Joniaux die beslag kwam leggen op alle goederen en de voormalige verloofde van Van den kerkhove vroeg om het huis te verlaten.
Ondanks de financiële meevaller was de geldhonger van Marie-Thérèse niet gestild. Het vermogen van Van den Kerkhove zat vast in investeringen en vastgoed, maar Marie-Thérèse had liquide fondsen nodig om haar schuldeisers te betalen. Haar laatste slachtoffer was haar eigen broer, Alfred Ablaÿ. Alfred woonde in Parijs en was daar financieel aan lager wal geraakt. Marie-Thérèse overtuigde hem naar Antwerpen te komen en beloofde hem te helpen. Zij zou hem een jaarlijkse toelage van 5.000 frank geven in ruil voor het afnemen van een levensverzekering op zijn naam ter waarde van 100.000 frank. Alfred ging akkoord en tekende zo zijn doodvonnis. De levensverzekering werd afgesloten op 17 februari 1894, Alfred stierf in zijn zusters huis op de nacht van 5 op 6 maart, amper twee weken later, hij werd 53 jaar. De dokter concludeerde dat een hartprobleem de oorzaak was. In het doodsoorzakenregister vinden we affection organique du coeur.
Betrapt
De levensverzekering voor Alfred werd afgesloten bij het in Antwerpen gevestigde Londense bedrijf Gresham. Personeelsleden van dit bedrijf vonden het overlijden van Alfred zo kort na het afsluiten van de verzekering verdacht. Bij de medische onderzoeken enkele weken eerder bleek de man in uitstekende gezondheid te verkeren. Ze dienden een klacht in bij het parket in Antwerpen. Op 13 maart werd de procureur des konings gecontacteerd en de zaak toevertrouwd aan onderzoeksrechter Hayoit. Deze laatste ondervroeg de echtgenoten Joniaux en liet de drie lijken opgraven. Kort daarop, op 17 april werd Marie-Thérèse gearresteerd. Het duurde 9 maanden voor de “zaak Joniaux” voorkwam.

(© The Graphic, London, 12 januari 1895)
De zaak trok internationaal aandacht en werd in vele kranten op de voet gevolgd. Ook in Antwerpen was de publieke aandacht enorm. Dat een verfijnde vrouw uit de hogere sociale kringen zich kon verlagen tot moordlustig gedrag, prikkelde de nieuwsgierigheid van iedereen.
De lichamen van de drie slachtoffers werden onderzocht. Enkele deskundige artsen stelden vast dat de eerder geconstateerde doodsoorzaken niet in te rijmen vielen met de toestand van de lichamen. De lichamen werden vervolgens voor verder onderzoek overgebracht naar M. Bruylants, een Leuvense professor en Herman Druyts, een chemicus te Antwerpen. Deze experten troffen met behulp van nieuwe methoden sporen van dodelijke porties morfine in de organen van Alfred aan. De onderzoeksrechters sloten vrij snel een zelfmoord of ongeval uit. Tegelijkertijd stapelden de bewijzen tegen Marie-Thérèse zich op. Zij kocht kort voor Alfreds dood meerdere porties morfine bij verschillende apothekers. Op 5 maart, de dag voor Alfreds overlijden, kocht ze bij twee verschillende apothekers 16 centigram morfine. 5 à 6 centigram morfine was voldoende om de dood uit te lokken. Deze morfine kocht ze met een voorschrift van de Antwerpse dokter Molitor, dat ze herhaaldelijk gebruikte bij meerdere apothekers. Bovendien verzweeg ze deze aankopen in haar ondervragingen door de onderzoeksrechters.
De andere twee overlijdens waren te lang geleden om nog sporen van gif in de lichamen terug te kunnen vinden. De onderzoeksrechters konden echter aantonen dat Marie-Thérèse zowel kort voor de dood van haar zus als voor de dood van Jacques dodelijke porties morfine aankocht. Bovendien vielen de overlijdens samen met momenten waarop Marie-Thérèse in grote financiële nood verkeerde. Marie’s zuster Emilie probeerde het voor haar op te nemen en veranderde meerdere keren haar verklaringen om haar zusters beweringen te ondersteunen, maar dit wierp enkel nog meer verdenking op Marie-Thérèse.

(© L’illustration, 12 januari 1895)
Onderzoek en veroordeling
Hoewel Marie-Thérèse bleef ontkennen dat ze iets met de moorden te maken had, werd ze op 3 februari 1895 veroordeeld tot de doodstraf. Samen met haar advocaten verzette ze zich tegen de indirecte bewijslast. Ze schreef zelf een boek waarin ze haar acties verdedigde, het heeft de klinkende titel: ‘De zaak Joniaux-Ablaÿ: een stem vanuit het graf’ (Affaire Joniaux-Ablaÿ, voix d’outre-tombe).
Haar doodstraf werd, zoals de gewoonte was in België, omgezet in een levenslange gevangenisstraf. Marie-Thérèse bracht 28 jaar in een cel in de gevangenis van Mons door. Ten gevolge van een algemene gratieronde na Wereldoorlog I werd zij vervroegd vrijgelaten. Ze verhuisde naar een tehuis voor gepensioneerden waar ze drie jaar later, op 79-jarige leeftijd overleed. De zaak Joniaux was zo berucht dat haar overlijden in alle kranten werd vermeld. In Vlaanderen leefde het verhaal verder in folkloristische marktliederen over de harteloze gifmengster.
Bibliografie en meer lezen
- Raymond de Ryckère, “L’affaire Joniaux, triple empoisonnement : acte d’accusation, rapport des médecins-experts et chimistes : MM. de Visscher, de Baisieux, Van Vyve, G. Bruylants et Herman Druyts, voix d’outre-tombe (mémoire de Mme Joniaux)”, A Storck, Lyon, 1895. (online raadpleegbaar via: https://gallica.bnf.fr/ark:/12148/bpt6k5821896f/f8.image.r=.langFR
- De Schuyter Jan, “Drij moorden voor vijf cens. Marktzangers als verspreiders van stadsnieuws”. L. Opdebeek, 1945, 120 p.
- Johan, Madame Joniaux vergiftigde drie familieleden, Blogpost op Wreed en Plezant, de marktzanger in ere hersteld, 4 mei 2020 (online raadpleegbaar via: https://www.wreed-en-plezant.be/wrdprs/2020/05/madame-joniaux-vergiftigde-drie-familieleden-1894/)
- Mme Joniaux-Ablaÿ, Affaire Joniaux-Ablaÿ, voix d’outre-tombe!!!, 1895. (online raadpleegbaar via: https://books.google.be/books?id=TnqGkjZeQW4C&printsec=frontcover&source=gbs_ge_summary_r&cad=0#v=onepage&q&f=false)