De gegevens die we met jullie hulp verzamelden zullen niet alleen dankbaar gebruikt worden door genealogen en heemkundigen, maar ook vele onderzoekers gaan er mee aan de slag. Vandaag stelt Dr. Jord Hanus het EPIBEL-project voor. Jord is post-doctoraal onderzoeker aan de Universiteit Antwerpen.
In de coronacrisis wordt vaak verwezen naar epidemieën uit het verleden. Hoe meer we weten over vroeger, hoe beter we de huidige toestand kunnen begrijpen en in perspectief kunnen plaatsen. Dat is wat EPIBEL probeert te doen. EPIBEL staat voor EPidemics and Inequalities in BELgium from the Plague to Covid-19: What can we learn about social resilience? (zie www.epibel.be). Het is een gezamenlijk onderzoeksproject van historici en demografen van de Universiteit Antwerpen, Universiteit Gent en UC Louvain-la-Neuve. EPIBEL onderzoekt de rol van ongelijkheden tijdens epidemieën: wie stierven als gevolg van epidemieën? Hoe beïnvloedden leeftijd, geslacht, beroep of woonplaats het overlijdensrisico? Welke dorpen of steden deden het beter of net veel slechter ten tijde van pest, rode loop (dysenterie) of cholera? Maakte een epidemie meer slachtoffers in armere regio’s, of leidde de doortocht van een dodelijke besmettelijke ziekte net tot meer armoede? In welke mate maakte het gevoerde beleid op lokaal of regionaal niveau een verschil?
Deze onderzoeksvragen laten zich niet zo eenvoudig beantwoorden. Om te achterhalen wie precies stierf (en wie niet), waar zij woonden, hoe arm of rijk zij waren, hebben we nood aan zeer gedetailleerd bronnenmateriaal. Het Antwerpse doodsoorzakenregister is zulk een unieke bron. De databank die op basis van de doodsoorzakenregisters gecreëerd wordt door de vrijwilligers van S.O.S. Antwerpen zal ons in staat stellen om de cholera-epidemieën van de negentiende eeuw en de Spaanse griep van 1918-1919 in detail te analyseren. Ze biedt ons een zicht op wie de slachtoffers waren van deze epidemieën. We kunnen bijvoorbeeld het leeftijds- en beroepsprofiel van de slachtoffers reconstrueren en analyseren of er meer mannelijke of vrouwelijke slachtoffers vielen. Aan de hand van de adressen, die de vrijwilligers momenteel uit de overlijdensakten overnemen, zullen we een beter beeld bekomen van de geografische spreiding van ziekten. In combinatie met de beroepsgegevens vertellen de adressen ons ook meer over de sociaal-economische positie van de bewoners.
Voor EPIBEL willen we nog verder gaan, en zullen we deze gegevens trachten aan te vullen met andere bronnen. Zo gaan we ook kijken naar de bevolkingsregisters om het huishouden en de ruimere sociale context van een overlijden beter te begrijpen; en zoeken we in belastinglijsten of erfenisaangiften om de economische positie precies te kunnen inschatten. Door mede op basis van deze extra bronnen de overlijdens letterlijk in kaart te brengen, zullen we ook analyseren of steeds dezelfde buurten getroffen werden tijdens epidemieën, of net niet.
Dit speurwerk zal ons toelaten een ander licht te laten schijnen op het stedelijke beleid, bijvoorbeeld tijdens de vele cholera-epidemieën in de negentiende eeuw. Gebruikte men de informatie uit het doodsoorzakenregister om de ziekte beter te begrijpen? Welke impact zien we van de genomen maatregelen, en verschilde dit van wijk tot wijk? Ging men anders om met arme buurten?
Door het beantwoorden van al deze vragen, hoopt EPIBEL iets te leren over de weerbaarheid tegen epidemieën, en dit zowel over de samenleving in het algemeen als de stad Antwerpen in het bijzonder.