• Berichtcategorie:Onderzoek

Audrey Plavsic is onderzoekster aan de UCLouvain bij het project Ineqkill (www.ineqkill.be), waarbij ook S.O.S. Antwerpen is betrokken. Het project bestudeert de evolutie van sociale ongelijkheden in doodsoorzaken in België. De expertise van Audrey omvat de studie van doodsoorzaken, genderkwesties in gewelddadige sterfte, intiem partnergeweld en moord. Zij deelt met ons de belangrijkste conclusies van haar onderzoek over gewelddadige sterfte in België sinds de negentiende eeuw.

Auteur: Audrey Plavsic

Mijn onderzoek richt zich op gewelddadige sterfte in België sinds de negentiende eeuw. Mijn doel is de evolutie van dit type sterfte in tijd en ruimte te traceren en na te gaan welke factoren bepalend zijn.

Wat is gewelddadige sterfte en in welke bronnen wordt deze sterfte bijgehouden?

Gewelddadige sterfte – ook wel sterfte door externe oorzaken genoemd – omvat vier categorieën:

  • Moorden (een individu doodt een ander, al dan niet vrijwillig),
  • Zelfmoorden (een individu doodt zichzelf vrijwillig),
  • Dodelijke ongevallen (een individu sterft als gevolg van een brutale externe gebeurtenis die niet kan worden toegeschreven aan een ziekte of slijtage van het organisme),
  • Twijfelgevallen (die niet met zekerheid in een van de eerste drie categorieën passen).

Sinds 1804 werden deze sterfgevallen gemeld aan de ambtenaar van de burgerlijke stand die de overlijdensakten moest registreren. Bij een vermoeden van een gewelddadige dood werden een politieagent en een arts ter plaatse geroepen, waarna de informatie werd doorgegeven aan de ambtenaar van de burgerlijke stand. Sinds 1954 is het doodsoorzaakcertificaat anoniem en wordt bij alle overlijdens een arts opgeroepen die een verklaring van overlijden invult. Deze verklaring wordt vervolgens aan de gemeente overhandigd.

De ambtenaar van de burgerlijke stand moest deze aangiften vervolgens doorgeven aan een centrale dienst, die belast was met het opstellen van overzichtstabellen voor het hele land.

Voor mijn onderzoek gebruikte ik voor de periode van 1886 tot 1976 de overzichtstabellen van de Beweging van de burgerlijke stand en loop der bevolking of Mouvement de la population die op de website van het Algemeen Rijksarchief kunnen geraadpleegd worden. Deze tabellen bevatten heel wat informatie, zoals het aantal mannen en vrouwen die aan een bepaalde doodsoorzaak zijn overleden, en dit per gemeente (figuren 1 en 2).

Figuur 1: Voorbeeld van een overzichtstabel van doodsoorzaken, te vinden op de website van het Rijksarchief, hier voor 1886
Figuur 2: Informatie die te vinden is in de overzichtstabellen van doodsoorzaken, hier voor 1886

Tussen 1954 en 1993 worden statistieken over doodsoorzaken gepubliceerd in het Statistisch jaarboek van volksgezondheid, of in de Statistiek van de doodsoorzaken. Deze statistieken, gepubliceerd door verschillende ministeries, bevatten internationale codes die door de Wereld Gezondheidsorganisatie (WGO) zijn vastgesteld (figuren 4 en 5).

Figuur 3: Voorbeeld van een tabel met doodsoorzaken per leeftijd in 1969
Figuur 6: Voorbeeld van gedetailleerde statistieken over sterfgevallen door externe oorzaken

Voor de meest recente gegevens gebruikte ik de databanken met overlijdensakten (sinds 1979) en de databanken van STATBEL, de opvolger van het vroegere Nationaal Instituut voor de Statistiek (sinds 1994).

Analyse op basis van deze bronnen

Wanneer de gegevens uit deze verschillende bronnen worden samengevoegd, ontstaan lange datareeksen die het mogelijk maken om de evolutie van de gewelddadige sterfte in België sinds het einde van de negentiende eeuw te belichten.

Zo toont grafiek 1 het zeer grote aandeel van de ongevallen (oranje) en het kleinere aandeel van de moorden (blauw) onder alle gewelddadige sterfgevallen in België.

Grafiek 1: Relatieve frequentie van moorden, zelfmoorden, ongevallen en verdachte gevallen binnen de gewelddadige sterfte in België, van 1886 tot 2016 (Plavsic en Van Cleemput, 2020)

In grafiek 2 kunnen we ook de bruto geweldssterftecijfers zien, dat wil zeggen het gemiddelde aantal gewelddoden per 100.000 inwoners. Deze gegevens ontbreken tijdens de Eerste Wereldoorlog. In de jaren vijftig, na veranderingen in de classificatiemethode van sterfgevallen en na de invoering van het anoniem doodsoorzakencertificaat, is er een vrij duidelijke stijging.

Ook blijkt dat er tot in de jaren zestig een groot verschil is tussen het aantal mannen en vrouwen dat een gewelddadige dood stierf. Sindsdien stellen wij vast dat dit verschil aanzienlijk kleiner is geworden, met name door een toename van het aantal vrouwen dat door een ongeval overlijdt en door een, zij het kleinere, afname van het aantal mannen dat door geweld overlijdt.

Grafiek 2. Bruto sterftecijfer van gewelddadige sterfte in België tussen 1886 en 2016, per 100.000 inwoners (Plavsic en Van Cleemput, 2020)

De evolutie van moorden

Als enkele naar moordzaken wordt gekeken (grafiek 3), zijn er grote stijgingen te zien tijdens oorlogsperioden. Sterfgevallen tijdens de gewapende strijd werden namelijk in deze categorie geregistreerd. Deze stijging is veel groter voor mannen dan voor vrouwen. Terwijl de moordcijfers in de jaren vijftig en zestig zeer laag zijn, kan een stijging worden vastgesteld in de jaren tachtig, die in België ook wel de “jaren van lood” worden genoemd door het vele geweld.

Grafiek 3: Aantal doden door moord in België tussen 1886 en 2016, per 100.000 inwoners (Plavsic en Van Cleemput, 2020)

De evolutie van zelfmoord

De evolutie van de zelfmoordcijfers daarentegen toont een groot verschil tussen mannen en vrouwen (grafiek 4). Ongeacht de periode plegen meer mannen zelfmoord dan vrouwen. Stijgingen van het aantal zelfmoorden houden vaak verband met crisissen, bijvoorbeeld de economische crisissen van de jaren dertig en de jaren zeventig en tachtig. Omgekeerd worden vaak dalingen van zelfmoord waargenomen tijdens oorlogsperioden.

Grafiek 4: Bruto sterftecijfer door zelfmoord in België tussen 1886 en 2016, per 100 000 inwoners (Plavsic en Van Cleemput, 2020)

Evolutie van ongevallen

De evolutie van de sterftecijfers door ongevallen is onderhevig aan grote variaties in de tijd (grafiek 5). We stellen vast dat de eerder waargenomen kloof tussen mannen en vrouwen mettertijd kleiner wordt, met name omdat de verschillen in hun levensstijl kleiner worden. Vroeger waren de man-vrouw rollen meer uitgesproken, bijvoorbeeld op vlak van arbeid.

We zien een sterke toename van ongevallen in de jaren vijftig, toen sterfgevallen als gevolg van bijvoorbeeld medische ingrepen werden toegevoegd aan het totale aantal sterfgevallen door ongevallen. Ook de invoering van het anonieme doodsoorzakencertificaat speelt mogelijk een rol in de stijging.

Grafiek 5: Bruto sterftecijfer door ongevallen in België tussen 1886 en 2016, per 100 000 inwoners (Plavsic en Van Cleemput, 2020)

Evolutie van methodes om zelfmoord te plegen

In het geval van zelfmoorden kan worden vastgesteld dat er verschillende manieren zijn naargelang het geslacht (grafiek 6). Zo doen vrouwen die zelfmoord plegen dat vaak door verdrinking of verstikking, terwijl mannen zich meestal van het leven beroven door ophanging of wurging. Ook vuurwapens worden voornamelijk door mannen gebruikt. In de loop der tijd worden sommige middelen meer gebruikt dan andere; zelfmoorden door verdrinking nemen bijvoorbeeld af, terwijl die door verstikking juist toenemen.


Grafiek 6: Verdeling van zelfmoorden naar type gebruikt middel in België tussen 1886 en 2016, mannen versus vrouwen (Plavsic en Van Cleemput, 2020)

Oorzaken van overlijden bij ongevallen

Ook wat betreft de oorzaken van overlijden door een ongeval zijn er grote verschillen tussen mannen en vrouwen (grafiek 7). Mannen sterven bijvoorbeeld vaker bij auto-ongelukken dan vrouwen, terwijl vrouwen vaker het slachtoffer zijn van brand. Er bestaan verschillende hypotheses voor deze verschillen, zoals de materialen en de omvang van de rokken van vrouwen in die tijd, en het feit dat vrouwen meer tijd thuis doorbrachten, in de buurt van potentiële brandhaarden.


Grafiek 7: Verdeling van het aantal sterfgevallen door ongevallen naar soort middel in België tussen 1886 en 2016, mannen versus vrouwen (Plavsic en Van Cleemput, 2020)

Conclusies

Deze resultaten zijn slechts een klein deel van de rijke informatie die gegevens over doodsoorzaken opleveren. In verder onderzoek zullen individuele gegevens van verschillende gemeenten, zoals Antwerpen en Zele, worden benut om informatie te verkrijgen over de determinanten van doodsoorzaken: hebben burgerlijke staat, beroep, sociale klasse of leeftijd invloed op de manier waarop mensen sterven? Er zullen ook meer gedetailleerde analyses op ruimtelijk niveau worden uitgevoerd, maar deze vergen nog veel werk op het gebied van gegevenscodering.

Concluderend kan worden gesteld dat de historische gegevens over doodsoorzaken het mogelijk maken om de veranderingen op lange termijn in de sterfte te belichten. Ze brengen meer duidelijkheid in de oorzaken van sterfte en in de ontwikkeling van de verschillen tussen mannen en vrouwen. De gegevens hebben nog niet al hun rijkdom prijsgegeven, verre van dat!