Student Tom Hacha werkte vorig jaar onder begeleiding van professor Hilde Greefs, met de doodsoorzakenregisters in het kader van zijn opleiding geschiedenis. Hij deed onderzoek naar kraambedsterfte en kon enkele interessante conclusies trekken.

Auteur: Tom Hacha

In de nieuwsbrief van februari kwam het hoge aantal doodgeboren kinderen reeds aan bod, maar niet enkel voor hen was een bevalling gevaarlijk. Ook voor moeders was vroeger een zwangerschap en bevalling een schrikbarende en risicovolle onderneming. Hoewel in 2017 wereldwijd 295.000 vrouwen het leven lieten in het kraambed, verbleekt dit aantal tegenover de hoge cijfers die opgetekend werden in het verleden. Heel wat vrouwen, ook in Antwerpen, lieten toen het leven in het kraambed.

Kraambedsterfte is een heel breed begrip. De Wereldgezondheidsorganisatie omschrijft het als alle doodsoorzaken verbonden aan de zwangerschap of bevalling van een vrouw en dat binnen een termijn van 42 dagen na beëindiging van de zwangerschap (vb. kraamvrouwenkoorts, bloedverlies, zwangerschapsvergiftiging, complicaties, uitputting …). In de negentiende en begin twintigste eeuw was er één oorzaak die er voor vrouwen qua aantallen bovenuit stak: kraamvrouwenkoorts.

Moederhuis Openbare Onderstand Antwerpen (ca. 1920-1940), (FelixArchief, nr. 2807#18)

Kraamvrouwenkoorts

Kraamvrouwenkoorts is in de doodsoorzakenregisters vaak terug te vinden als fièvre puerperale en metroperitonite puerpurale. Terwijl we vandaag weten dat de oorzaak ligt bij een infectie met streptococcus pyogenes, hadden dokters tot het midden van de negentiende eeuw het raden naar de oorzaak. Vaak werd een uitbraak van kraamvrouwenkoorts toegeschreven aan stank of slechte lucht. Het is de Hongaarse arts Ignaz Philipp Semmelweis die in het Weense Algemene Ziekenhuis in 1847 ontdekte hoe kraamvrouwenkoorts wordt overgedragen. Wanneer zijn goede vriend en collega Jakob Kolletschka stierf, nadat die zich tijdens een autopsie van een met kraamvrouwenkoorts besmet lichaam sneed, werd het voor Semmelweis duidelijk. Hij vermoedde immers dat kraamvrouwenkoorts werd overgedragen door het niet ontsmetten van handen en materiaal. Het was destijds gangbaar dat dokters rechtstreeks van de autopsietafel naar de ene en andere verloskamer, gingen zonder de handen te ontsmetten. Semmelweis dwong daarom zijn studenten om hun handen te ontsmetten met een gechloreerde kalkoplossing. De resultaten waren spectaculair: het sterftecijfer van kraamvrouwenziekte daalde op zijn afdeling van 11,4% in 1846 naar 3,1% in 1847.

Antwerpen

Het duurde echter nog tientallen jaren voor Semelweiss’ bevindingen algemeen aanvaard werden en in de daaropvolgende decennia bleef het aantal kraambedsterftes erg hoog. Zo stierven in Antwerpen tussen 1870 en 1920 gemiddeld net geen 26 vrouwen per jaar in het kraambed. Het hoogste aantal kraambedgerelateerde overlijdens in die periode was in 1870 toen er 55 vrouwen het leven lieten. Voor een jaar als 1872, waarin er 53 vrouwen in het kraambed overleden, wil dat zeggen dat 10,9% (!) van de Antwerpse vrouwelijke mortaliteit in de leeftijdscategorie 20 tot 50 jaar te wijten was aan kraambedsterfte.

Evolutie kraambedsterfte Antwerpen op basis van de doodsoorzakenregisters (1870-1920) Opmerking: Het jaar 1876 maakt geen deel uit van de grafiek

De moedersterfteratio kent tijdens de Eerste Wereldoorlog in Antwerpen zelfs opnieuw een sterke stijging. Dat laatste is merkwaardig, aangezien Antwerpen in het begin van de twintigste eeuw op medisch vlak heel wat stappen vooruitzette. Zo werd in 1909 het moederhuis in de Vinkenstraat geopend. Daarmee had Antwerpen voor het eerst een materniteit afgescheiden van het Sint-Elisabethgasthuis. Bovendien nam het aantal vroedvrouwen (van 18 in 1873 naar 71 in 1916) en het aantal erkende dokters in de genees-, heel- en verloskunde (50 in 1873 naar 265 in 1916) in Antwerpen sterk toe.

Moederhuis Openbare Onderstand Antwerpen (ca. 1920-1940), (FelixArchief, nr. 2807#17)

Uit de Antwerpse doodsoorzakenregisters kan ook een beknopt sociaal profiel van de vrouwen die stierven in het kraambed gemaakt worden. In het jaar 1872 blijkt bijvoorbeeld dat net iets meer dan 62% van deze vrouwen ongehuwd was. Opvallend is ook dat 25% van de vrouwen die in 1872 in Antwerpen stierven in het kraambed zelf niet woonachtig was in de stad. Stedelijke materniteiten fungeerden in de negentiende eeuw vooral als toevluchtsoord voor alleenstaande zwangere vrouwen, maar waren in de realiteit vaak zware infectiehaarden, met hoge sterfte als gevolg.

Lees meer

  • Aernouts, Regina. “De kraaminrichting in het Sint-Elisabethgasthuis te Antwerpen en de opleiding van de vroedvrouwen (1804-1909)”, in: Vandewiele Leo J., Wittop Koning Dirk A. (red.), Kring voor de geschiedenis van de pharmacie in Benelux, 69, 1986, 20-48.
  • Loudon, Irvin. “Deaths in childbed from the eighteenth century to 1935”, Medical History, 30, 1986, 1-41.
  • Vandenbroeke, Chris. “Zuigelingensterfte, bevallingsstoornissen en kraambedsterfte (17e -19e eeuw)”, Overdruk uit: Bijdragen tot de Geschiedenis, 60, 1978, 133-163.