• Berichtcategorie:Opmerkelijk

Vrijwilliger Arlet Billiau’s nieuwsgierigheid werd geprikkeld toen ze een geboorteakte aantrof met een niet geregistreerde moeder. Haar zoektocht naar deze vrouw groeide uit tot een heuse familiesage over het reilen en zeilen van een gezin Joodse immigranten in Antwerpen. We volgen hen vanaf hun mysterieuze aankomst in de stad in de late negentiende eeuw, totdat ze ongewenst opnieuw terechtkomen in Polen, het land van hun voorouders.

Auteur: Arlet Billiau

Op zoek naar Ita Blum

Het begon als de zoektocht naar een Joodse vrouw, moeder van een zoon geboren in Antwerpen. Bij het invoeren van de geboorteregisters van 1899 kwam ik bij de enigszins opmerkelijke akte van Saul Landau. Bij akte 2348 (afbeelding 1) staat in de kantlijn:

‘Vader ingeschreven Somersstraat, moeder niet ingeschreven. Huwelijksakte der ouders jaar 1898 Riga.’

Afbeelding 1: Family search, Antwerpen, geboorten 1899, afbeelding 239

In 1898 waren de ouders van Saul dus samen in Riga (toen Rusland, nu Letland) maar één jaar later was de vader, Naftali Landau, alleen in Antwerpen? Neen dus. De moeder, Ita Blum, is heel zeker in Antwerpen want ze is hier bevallen. Waarom is zij dan niet ingeschreven?

Raadpleging van de bevolkingsregisters bevestigt dat de vader van Saul is ingeschreven en wel sinds juni 1897 (afbeelding 2). Hij staat genoteerd als weduwnaar van Sophia Piller. Zijn beroep is leurder. Naftali Landau is in 1866 geboren in Dzialoszyce, Rusland. In deze stad woonde van oudsher een zeer grote Joodse gemeenschap. Sinds 1815 maakte de stad deel uit van Congres-Polen (Koninkrijk Polen), een semi onafhankelijke staat onder Russisch bewind op zo’n 45 km van Krakau. Naftalis laatste woonplaats in het buitenland is Podgorze, een stadje door de Oostenrijkers gesticht op de rechteroever van de Wisla met aan de overkant toenmalige vrijstaat Krakau.

Afbeelding 2: Felixarchief Burgerlijke stand, bevolkingsregister, periode 1890 – 1900, wijk 6

Naftali Landau woont dus sinds 1897 in Antwerpen, gaat een jaar later naar Rusland om te huwen, komt dan met zijn kersverse bruid terug naar Antwerpen en laat zijn zoon inschrijven maar zijn vrouw nog steeds niet? Dat vond ik merkwaardig, dus ging ik op verder onderzoek uit.

Europese Joden in de negentiende eeuw

Traditioneel hadden de Joden in continentaal Europa een buitenstaanderspositie. Ze werden gezien als buitenlanders waardoor ze werden uitgesloten van officiële ambten. Bijgevolg mochten ze slechts een beperkt aantal beroepen uitoefenen om concurrentie met de ambachten te vermijden. Ze waren vooral actief in de handel in tweedehands goederen, het lenen van geld en het fokken van paarden. De vele nadelen die deze buitenstaanderspositie met zich meebracht, stonden tegenover het recht op juridische autonomie: Joden mochten hun eigen rechtspraak hanteren en waren onderhevig aan de vele wetten en voorschriften van het jodendom.

In de loop van de negentiende eeuw kwam er, onder meer onder invloed van het verlichtingsdenken, een geleidelijke emancipatie van de Europese Joden. Duitsland was in 1871 het laatste land dat zijn Joden emancipeerde. Enkel Rusland bleef de strenge behandeling van de Joden handhaven. In theorie betekende dit dat Joden in Europa alle burgerrechten hadden verkregen, in praktijk bleven er wel degelijk beperkingen en discriminaties bestaan. Vanaf 1880 kwamen vele Joodse immigranten naar Antwerpen. Ze waren gevlucht voor de pogroms in het Russische Tsarenrijk en vonden in Antwerpen een transithaven naar Amerika, toen één van de weinige landen waar Joden geheel vrij waren. Vanaf 1890 kwamen ook vele Oostenrijks-Hongaarse Joden in Antwerpen aan. Zij verlieten hun land om de extreme armoede en het groeiende anti-Joodse geweld te ontvluchten. De meesten waren ‘colporteurs’, leurders en marktkramers en waren arm.

Afbeelding 3: Oost-Europese Joden die wachten voor de burelen van de Red Star Line in Antwerpen
(© tekening van Eugeen Van Mieghem, 1899, Emigranten in de Montevideostraat).

Toen de Verenigde Staten in 1891 de medische inspectie invoerden, werden de Europese rederijen verplicht om passagiers die bij aankomst het land niet binnenmochten, op eigen kosten terug naar Europa te brengen. Mede daardoor bleven er heel wat migranten ‘hangen’ in Antwerpen. Joden sloten zich aan bij de plaatselijke Joodse gemeenschap maar waren ook in andere delen van de Antwerpse samenleving te vinden.

Ondanks hun integratie in de maatschappij behielden Joden hun eigen gebruiken en rituelen, waardoor ze heel herkenbaar bleven als een afzonderlijke groep. Omwille van de strenge regels en voorschriften van het Jodendom was het logisch dat ze dicht bij elkaar woonden. Hierdoor vormden de Joodse gemeenschappen vaak een staat binnen de staat wat niet altijd geapprecieerd werd door de rest van de bevolking. Langzaam maar zeker zorgde de groeiende aanwezigheid van veelal arme Joden voor een hernieuwde opkomst van antisemitisme. In Frankrijk, Duitsland en Oostenrijk-Hongarije kwam de emancipatie van de Joden opnieuw onder vuur te liggen.

Familie Landau komt thuis in Antwerpen

Het eerste echte spoor van Ita Blum, de moeder van Saul Landau, is terug te vinden in het vreemdelingendossier van de familie Landau (Felixarchief vreemdelingendossier 481#89443). Hieruit blijkt dat Naftali en Ita, na een verblijf van enkele maanden in Amsterdam, in november 1900 terug naar Antwerpen kwamen. Naftali was nog ingeschreven in de bevolkingsregisters van Antwerpen. Naftali en Ita bewoonden in Amsterdam een pand in Montefiorepark 18. Dat is een steeg, eigenlijk een slop, bij de Plantage Muidergracht, de joodse buurt. In de etymologiebank is zelfs een taaluitdrukking opgenomen die naar deze slop verwijst: “Vermontevioleparken” betekent sjacheren door armoedzaaiers. Dat spreekt boekdelen over de geschiedenis van deze steeg en haar bewoners. Ook de ouders van Ita Blum woonden in Amsterdam, maar op een ander adres.

Volgens het proces-verbaal van de Antwerpse politie in 1900 in het vreemdelingendossier, werd Ita (of Ida, zoals ze ook werd genoemd) in 1870 in Riga geboren en is ze daar gehuwd in februari 1898. Ze is in het bezit van een paspoort afgeleverd op 3 november 1900 door de politiecommissaris van Amsterdam, die voor deze inlichtingen voortgaat op de verklaringen van de betrokkene zelf.

Hun aanwezigheid wordt ook bevestigd in de Amsterdamse stadsarchieven (afbeelding 4): Registratie Ida Blum.

Afbeelding 4: www.openarchieven.nl: Stadsarchief Amsterdam: deel 97: periode 1921-1925, Amsterdam 1870

En wie komt daar voor het eerst in beeld? Freida Landau, geboren op 4 juni 1891 te Podgorze, een dochter uit Naftali’s eerste huwelijk. Verbleef Freida dan ook, samen met haar vader, in Antwerpen vanaf 1897?

Waarom de familie ervoor koos om in Antwerpen te wonen en niet in Amsterdam was mogelijk te wijten aan de florissante economie die bijdroeg tot het kosmopolitische karakter van Antwerpen. De Joodse bevolking verviervoudigde er, van 5.000 in 1893 tot 20.000 in 1914.

Mag ik het raar vinden dat manlief bij de geboorte van zijn zoon Saul, de leeftijd van zijn vrouw niet weet? In de geboorteakte staat 24 jaar terwijl het, afgaande op het vreemdelingendossier van Ita, toch 28 of 29 moet zijn. Ook de datum van het huwelijk is vaag: ergens in februari 1898, in Riga, Rusland. Waarom zou je Rusland in willen, zelfs om te huwen, als je hemel en aarde moest verzetten om er uit te geraken? Emigreren vanuit tsaristisch Rusland was namelijk niet eenvoudig. Het emigratieproces was verbonden aan ingewikkelde administratieve procedures. Vele migranten probeerden daarom op clandestiene wijze het land uit te geraken. Aan de grenzen met Duitsland en Oostenrijk-Hongarije waren mensensmokkelaars actief en de Russische grenswachten konden, mits betaling, een oogje toeknijpen.

En Naftali’s zevenjarige dochter? Sleurde hij haar mee naar Riga of liet hij haar ergens achter? Of werd emigreren simpeler als je een andere nationaliteit had? In dit geval de Poolse door huwelijk? Veel vragen, weinig antwoorden. Maar goed: Naftali en Ida waren officieel gehuwd met woonst in Antwerpen vanaf 1900.

De kinderen Landau

In 1900 vestigt de familie Landau zich in de Provinciestraat (noord) 174. In maart 1902 bij de geboorte van Chaim (akte 1185) wonen ze in de Lentestraat 26. Eén jaar later in juli is Sarah (akte 4003) aan de beurt, geboren in Van Immerseelstraat 24 en in die straat wonen ze bij de geboorte van Joseph in 1905 (akte 314) nog steeds. In april 1908 (akte 1833), bij de geboorte van Simon, is het gezin verhuisd naar Van Spangenstraat 27.

De familie verhuist regelmatig maar blijft toch binnen de zesde wijk wonen, bekend als de Jodenbuurt.

Op zich is het niet zo verwonderlijk dat Joden bij elkaar in de buurt blijven wonen. Ze moeten opboksen tegen een aantal hardnekkige vooroordelen in een periode waarin het woord ‘Jood’ niet zozeer slaat op iemand die de joodse godsdienst belijdt, maar synoniem is voor ‘sjacheraar, woekeraar, uitbuiter, onmens’. Bovendien spreken ze over het algemeen dezelfde taal.

Naftali Landau en Ita Blum
(Felixarchief, vreemdelingendossier 968#13641)

Naftali Landau heeft zich ondertussen opgewerkt van colporteur tot boekbinder. De kinderen gaan meer dan waarschijnlijk allen naar school want ze kunnen lezen en schrijven, behalve Joseph die een mentale handicap heeft. Of Freida (°1891), het kind uit Naftali Landau’s eerste huwelijk ook bij de familie vertoeft is (nog) niet na te trekken.

Huwelijken met Oost-Europeese joden

Wat vaststaat is dat Freida gehuwd is met Abraham Peterseil, geboren in 1885 in Polen (Oostenrijk). Ze emigreren beiden in 1905 naar Amerika. Freida is dan veertien jaar oud. Wanneer ze gehuwd zijn – voor of na de emigratie – is niet duidelijk.

Afbeelding 5: “Pennsylvania Census, 1930 (image 664)”,

Volgens de volkstellingen van 1920 tot 1950 (afbeelding 5), zijn ze eigenaar van een woonst met winkel in ‘Dry Goods’ (stoffen en textiel) in Pittsburgh (Districts 251-488) 1709 Beaver Avenue.

Ze hebben twee dochters: Ruth, geboren in Mckeesport, Pennsylvania op 23 mei 1915 en gestorven op 25 oktober 2005, en Charlotte Dorothy, geboren te Pittsburgh, Pennsylvania op 1 april 1919 en er gestorven op 12 december 2003. In 1947 huwt zij met Charles Z. Pollock, een apotheker met ouders afkomstig uit Rusland.

Als Chaim (°1902) op 5 augustus 1927 vanuit Antwerpen met SS Lapland naar Amerika trekt, geeft hij zijn zuster Freida op als ‘address to join a relative’. Daaruit kunnen we concluderen dat de familie contact met elkaar onderhield. Hij is tien dagen onderweg en komt op 15 augustus aan in New York.

Afbeelding 6: New York City. Immigration Records Aug 15, 1927 (image 119)

Uit bovenstaande passagiers- en crewlijst (afbeelding 6) blijkt dat Chaim goudsmid is, ‘Vlaams’ kan lezen, inwoner van België is maar als ‘race or people’ Flemisch wordt vervangen door Hebruw. Hij heeft zijn reis zelf betaald en is in het bezit van 80 dollar. Hij wil altijd in de Verenigde Staten blijven en is geen anarchist noch polygamist en is niet van plan om de regering omver te werpen. Hij verkeert in goede fysieke en mentale gezondheid, is 1m65 groot en heeft bruin haar en bruine ogen.

Chaim/Charles huwt te Chicago, Cook, Illinois op 22 september 1929 ene Dora Delighter, geboren in 1901 te Rusland. De originele huwelijksakte staat niet online. De volkstellingen van 1940 en 1950 bewijzen dat het koppel steeds op hetzelfde adres in Chicago woont en dat Charles in een naaimachinefabriek werkt (afbeelding 7). In 1940 wordt Chaim Landau, alias Charles Landon, Amerikaans Staatsburger.

Het derde kind, Sarah (°1903), trouwt te Berchem op 3 november 1925 met Moschek Engel, geboren in Lodz, Polen op 13 juli 1896. Hij is sinds november 1923 in België. Sarah en Moritz verblijven na hun huwelijk enkele maanden bij haar ouders, Naftali en Ida Landau in de Oostenstraat 39, om op 2 december 1925 naar Raafstraat 4 te verhuizen. Op 15 februari 1926 worden ze ingeschreven te Berchem, Van Marsenillestraat 4 (vreemdelingendossier 968#13030). Maar in februari 1927 wonen Moritz en Sarah alweer te Antwerpen, Draakstraat 30 (vreemdelingendossier 481#177971 ). Daar bewonen ze een appartement aan 300 fr. per maand. Ondertussen heeft Moritz een werkvergunning voor onbepaalde tijd. Hij werkt thuis als diamantsnijder voor verschillende werkgevers en verdient gemiddeld 1400 fr. per maand. Sarah doet het huishouden. Het koppel verblijft tot maart 1931 in de Draakstraat.

Moritz Engel en Sarah Landau (Bron: Felixarchief: vreemdelingendossier 968#13030)

In de kantlijn van Sarah’s geboorteakte (jaar 1903, akte 4003) staat genoteerd dat zij ingevolge een vonnis van de rechtbank van eerste aanleg vanaf 24 april 1928 de hoedanigheid van Belg heeft bekomen. Op 29 maart 1928 krijgen Mortiz en Sarah een dochter Anna, geboren in Borgerhout.

Joseph (°1905), het vierde kind van Naftali en Ida, is een zorgenkind. Hij kan lezen noch schrijven en is totaal afhankelijk van zijn ouders. In een Verklaring van Onvermogen uit 1937 en 1939 heet het: ‘zwakzinnig, ongeletterd en kindsch’.

Joseph Landau
(Bron: Felixarchief, Vreemdelingendossier 481#89443)

De jongste telg van de familie Landau is Simon (°1908). Op 5 november 1926 verhuizen Naftali, Ida, Joseph en Simon Landau naar Berchem, in de buurt van dochter Sarah, in de Batkinstraat 27 (vreemdelingendossier 968#13641). Als vader Naftali Landau sterft (datum en plaats onbekend) komt Joseph ten laste van zijn moeder Ida. Op 31 oktober 1930 verhuizen Ida en Joseph terug naar Antwerpen.

Het inlichtingenbulletin over de vreemdelingen van de Stad Antwerpen, Politiecommissariaat van de zevende wijk (afbeelding 8) bevestigt dat zij als adres Nottebohmstraat 4 hebben. Ida en zoon Joseph bewonen er een kwartier; zij oefent geen beroep uit en beweert te leven van het geld dat zij bezit.

Afbeelding 8: Inlichtingenbulletin (Bron: Felixarchief, vreemdelingendossier 481#89443)

Vanaf 1937 verblijven ze in Korte Kievitstraat 6 te Antwerpen. Daar wordt voor het eerst een Verklaring van Onvermogen afgeleverd. In 1939 volgt er een tweede waarbij men opmerkt dat ‘moeder geen inkomsten’ en ‘een broeder diamantbewerker heeft geen 8000 fr verdiend’.

Die ‘broeder’ is Simon Landau. In de kantlijn van zijn geboorteakte staat dat hij vanaf 31 augustus 1928 tot Belg genaturaliseerd is, ingeschreven in de registers van inburgering te Berchem onder nummer 14. Omdat hij Belg is, komt hij niet meer voor in de vreemdelingendossiers en weten we ook niets meer over hem. Dat geldt ook voor Sarah, zijn zuster, vanaf het moment van naturalisatie. We mogen aannemen dat hij steeds bij zijn ouders inwoont tot zijn huwelijk.

Simon huwt op 25 juni 1940 met Chawa Thurm false Reich. Hij is 32 jaar oud, zij 28. Volgens het vreemdelingendossier (481#263386) is Simon diamantkliever. Chawa Thurm false Reich, afgekort ‘Reich’, is geboren te Przeworsk (Polen) op 15 maart 1912. Haar vader, Aron was daar industrieel. Zij is sinds juli 1939 in België.

Simon Landau als jongeling in het vreemdelingendossier van zijn ouders (Felixarchief, vreemdelingendossier nr. 968#13641), en zijn latere echtgenote Chawa Thurm false Reich (Felixarchief, inventarisnr. 481#263386)

Groeiende jodenhaat

In 1933 wordt Hitler uitgeroepen tot Rijkskanselier van Duitsland. Hij begint de Duitse Jodenemancipatie af te bouwen met als (voorlopig) hoogtepunt de Rassenwetten van Neurenberg van september 1935 waarbij Joden hun burgerrechten terug verliezen. In de periode van 1933 tot 1939 maken de nazi’s de Joden het leven in Duitsland steeds verder onmogelijk. Joden zijn het slachtoffer van discriminatie, uitsluiting, beroving en geweld. Daardoor worden de buurlanden op korte tijd overstelpt met Joodse vluchtelingen.

In 1939 waren er in België een paar opeenvolgende regeringen die allen een ander beleid voorstonden wat die vluchtelingen betreft. In januari 1939 besliste de regering om een individuele procedure in te voeren zodat ongewenste immigranten, zelfs als ze vervolgd werden, de vluchtelingenstatus kon worden geweigerd. Kort daarna besloot men geen asielaanvragen van Joden meer te behandelen omdat deze vluchtelingen toch maar een tijdelijk verblijf vroegen met het oog op emigratie overzee. In juni 1939 werden nog 250 vluchtelingen van de luxe-cruise Saint Louis op de terugweg naar Hamburg opgevangen, terwijl op 28 september 1939 de illegale immigratie voor het eerst in het strafwetboek werd opgenomen en geen uitzondering werd voorzien voor vluchtelingen.

In dit klimaat komt Chawa Reich, de latere vrouw van Simon Landau, in juli 1939 te voet de Belgische grens over, gevlucht uit Keulen waar zij met haar ouders verblijft. In de verplichte individuele vragenlijst om als vluchteling erkend te worden, staat dat zij vier weken door de Gestapo is opgesloten. Daar durft ze verder niets over te vertellen omdat haar ouders nog in Keulen zijn. Ze wil zo snel mogelijk naar Engeland of Amerika. Haar broer Leo Reich met zijn vrouw Saly en haar zus Rosa Reich zijn reeds in Antwerpen.

Op 3 augustus 1939 krijgt Chawa een ‘reiswijzer’. Ze krijgt één maand de tijd om het land te verlaten. Dat doet ze niet en uiteindelijk krijgt ze toch een verblijfsvergunning geldig van 30 november 1939 tot 30 mei 1940. In november 1939 komt Chawa’s moeder, Cecilie Freider, naar Antwerpen. Haar vader, Aron Reich, is dan al opgesloten in het Koncentrationslager te Buchenwald. (Felixarchief, vreemdelingendossier 968#24518).

Op 18 mei 1940 bezetten Duitse troepen de stad Antwerpen en op 25 juni 1940 huwt Chawa Thurm false Reich met Simon Landau en verkrijgt zo de Belgische nationaliteit.

De oorlogsjaren 1940 – 1945

In 1940 wonen Ida Blum met zoon Joseph Landau en Moritz Engel met vrouw Sarah Landau en dochter Anna allen in Korte Kievitstraat 6. Van december 1940 tot februari 1941 sporen een negental treinen van het station Antwerpen-Zuid richting Limburg. Aan boord bevinden zich ruim 3.000 Antwerpse Joden en andere vreemdelingen voor verplichte tewerkstelling waaronder Leo Reich, de broer van Chawa Landau.

Op 14 april 1941 is er een pogrom in de zesde wijk na de vertoning van de propagandafilm ‘Der ewige Jude’ in Cinéma Rex. De Lange Kievitstraat – aan de kant van de Korte Kievitstraat – deelt in de klappen. In juli 1941 komt op de Belgische identiteitskaarten van Joden het woord ‘jood – juif’.

Op 20 augustus 1941 worden Moschek Engel en dochter Anna geschrapt uit de bevolkingsregisters te Antwerpen. Hun nieuwe adres: Schaarbeek (Felixarchief, Vreemdelingendossier 481#177971). Sarah verhuist mee.

Op 8 december 1941 verklaart de Commissie van Openbare Onderstand van Antwerpen dat Joseph Landau vanaf 6 augustus 1941 door het Arbeidsambt van Antwerpen vrijgesteld werd van stempelen als volledig en bestendig werkonbekwaam. Op een Verklaring van Onvermogen van 9 december 1941 staat voor het eerst een bedrag. Ida Blum en Joseph Landau krijgen 126 fr. steun per week.

In maart en april 1942 volgt de liquidatie van Joodse activiteiten in de Antwerpse diamanthandel. Daardoor vallen vele Joden zonder werk. In juni volgt de invoering van de Jodenster, elke Jood boven de zes jaar moet dit teken dragen. Ida Blum en Joseph Landau verhuizen ondertussen naar de Terlistraat 51. Op 15 en 28 augustus 1942 worden op verschillende plaatsen in de zesde wijk razia’s gehouden.

Op 29 augustus 1942 wordt een transportlijst voor het VIII-transport opgesteld in de Dossin Kazerne te Mechelen waar ook Ida Blum en Joseph Landau deel van uitmaken (afbeelding 9).

Afbeelding 9: Transportlijst Kazerne Dossin te Mechelen

Op 8 september vertrekt het transport richting Auschwitz en op 11 september 1942, direct na aankomst en (toevallig) op joods nieuwjaar, sterft Ida Blum, weduwe van Naftali Landau, te Auschwitz.

In het vreemdelingendossier 481#89443 is er een ‘Bericht van Vertrek’ voor Joseph Landau opgesteld op 20 oktober 1949. Hij is van ambtswege geschrapt uit de bevolkingsregisters in de Terliststraat 51 en vertrokken naar een onbekend adres. Voor Ida Blum is er een gelijkaardig document. Volgens mij wisten de ambtenaren maar al te goed dat Joseph Landau, samen met zijn moeder en honderden anderen, naar Auschwitz was gedeporteerd.

Het is wachten tot 1958 op een officiële verklaring (afbeelding 10). Daarin is te lezen dat Joseph gestorven is te Auschwitz tussen 11 september 1942 en 1 juni 1945. Het is maar te hopen dat hij als ‘gebrekkige’ geen experimenten heeft ondergaan.

Afbeelding 10: Uitreksel uit de registers der akten van overlijden 1958 (Felixarchief, vreemdelingendossier 481#89443)

Het spoor van Simon en Chawa Landau leidt naar Frankrijk. Chawa is er kleermaakster en woont te Lyon, 40, avenue Berthelot. Zij wordt echter opgepakt en vertrekt op 11 februari 1943 vanuit Drancy met konvooi nummer 47 naar Auschwitz (Mémorial de la SHOAH – Musée centre de documentation).

Simon is hetzelfde lot beschoren. Hij wordt opgepakt te Châteauneuf-les-Bains, niet ver van Lyon. Hij wordt op transport 51 gezet op 6 maart 1943. Vanuit Drancy gaat het per trein naar het vernietigingskamp van Sobibor (afbeelding 11).

Afbeelding 11: Mémorial de la SHOAH

Shoah is het Hebreeuwse woord voor ‘catastrofe’.

Sarah Landau woont met haar gezin in Schaarbeek sinds 20 augustus 1941. Het eerstvolgende bericht van haar vinden we terug in de Dossin Kazerne te Mechelen. Ze komt voor op de ‘B-liste’ wat slaat op Transport XXIIB van 20 september 1943. Met dit transport werden voor het eerst Joden met de Belgische nationaliteit gedeporteerd; 794 personen in totaal (afbeelding 12).

Afbeelding 12: https://beeldbank.kazernedossin.eu/portal/media/(preview:preview)

Ettelijke jaren later duiken vader Moszek/Morris Engel en dochter Anna/Ann Engel terug op, levend en wel, in…Amerika. Wanneer ze precies zijn aangekomen weten we niet, maar volgensdedatabase van FamilySearch is Ann Angel in januari 1948 in de Verenigde Staten waar ze in november 1986 sterft als Ann Rose.

Morris Engel woonde in Chicago, Cook, Illinois, waaruit ik besluit dat hij in contact stond met zijn schoonbroer Charles Landon. Hij is in juni 1957 tot Amerikaans staatsburger genaturaliseerd door het Hof in Chicago. Morris heeft zijn leven verder uitgebouwd in Los Angeles, California waar hij op 27 december 1983 het leven laat op de gezegende leeftijd van 87 jaar. Hij en zijn tweede vrouw Anna, gestorven in 1968, zijn begraven op het Mount Sinaï Memorial Park, Hollywood Hills. (afbeelding 13)

Maar waar is Saul Landau: geboren op 8 april 1899? De oudste zoon van Naftali Landau en Ita Blum. De jongen waar heel deze affaire mee begon. Geen spoor te vinden, niks, nada, nergens. Misschien komen we vanaf 2031 meer te weten, als de bevolkingsregisters van 1900 – 1910 vrijgegeven worden.

Allen die hier beschreven worden zijn bewoners geworden van het sheol, het Hebreeuwse woord voor dodenrijk.

Er zijn dingen die we pas kunnen begrijpen als we ze zelf meemaken. Er is geen andere manier om ze te doorgronden. Alleen de gebeurtenis zelf kan ons inlichten over wat er daadwerkelijk gebeurd is. We kunnen ons er wel een voorstelling van maken, mits we een voldoende drieste en wilde fantasie hebben, maar begrijpen doen we het pas wanneer het echt gebeurd is.’

Andras Forgach, Hongaars schrijver (uit Akten van mijn moeder)

Bronnen

Bibliografie

  • Antwerpen Herdenkt Tijdlijn https://www.antwerpenherdenkt.be/tijdlijn (Laatst geraadpleegd op 5 maart 2024)
  • Beelaert Bram en Lee Bailly Marie-Charlotte, “Migratie naar Noord-Amerika”, dossier Migratie van Familiegeschiedenis.be (https://www.familiegeschiedenis.be/nl/dossiers/vlaamse-migratie/5-migratie-naar-noord-amerika, laatst geraadpleegd 5 maart 2024)
  • Bisschops Ralph, Secularisering en emancipatie in het West-Europese Jodendom”, Streven vrijplaats. (https://streventijdschrift.be/secularisering-en-emancipatie-in-het-west-europese-jodendom/, laatst geraadpleegd 5 maart 2024).
  • Caestecker, Franck en Morelli, Anne, “Het bewogen ontstaan van een vluchtelingenbeleid in België (1918-1940)”, Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis, XL, 2010, 3, pp. 383-413.
  • Caestecker, Frank. “Onverbiddelijk, maar ook clement. Het Belgische immigratieebeleid en de joodse vlucht uit nazi-Duitsland, maart 1938-augustus 1939”, Bijdragen tot de Eigentijdse Geschiedenis nr. 13-14, 2004, pp. 99-139.
  • De Clercq, Nele. “Verborgen Kinderen, een explorerende analyse van veertig getuigenissen van ondergedoken joodse kinderen”. Licentiaatsverhandeling Geschiedenis, Universiteit Gent, 2006.
  • Saerens, Lieven. Vreemdelingen in een wereldstad. Lannoo, 2000.