De Spaanse griep wordt vandaag vaak gezien als de laatste grote pandemie vóór COVID-19. Van 1918 tot en met 1920 besmette een griepvirus, H1N1, ongeveer een derde van de wereldbevolking. Schattingen van het aantal doden variëren van 20 tot 100 miljoen. Daarmee was de Spaanse griep dodelijker dan alle oorlogsgeweld van de Eerste Wereldoorlog, en één van de dodelijkste pandemieën ooit.

Het verloop van de epidemie kan niet los gezien worden van die oorlogscontext. De Spaanse griep heeft weinig met Spanje te maken. De benaming kwam er omdat Spanje het eerste land was waarin de pers openlijk en uitgebreid over de ziekte rapporteerde. Andere landen waar de griepepidemie al langer woedde, waren in oorlog. De impact van de ziekte, ook onder soldaten, werd er verzwegen zodat de vijand die zwakheid niet zou kunnen uitbuiten. Waar de ziekte dan wel vandaan kwam, is onzeker. Zowel de Verenigde Staten, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk als China zijn aangeduid als mogelijke herkomstlanden.

Spotprent van de Belgische tekenaar George van Raemdonck, getiteld ‘De Oogst’
(Bron: Stadsarchief gemeente Amsterdam, krantenknipsel uit de collectie Jean Théophile Scheltema (deel 3))

In Europa begon de griep aan zijn opmars in Frankrijk in april 1918, in havensteden en langs spoorlijnen waarlangs troepen werden verplaatst naar het front. De schepen, duikboten en treinen met aan boord vele militairen dicht op elkaar waren ideale broeihaarden. Soldaten klaagden over keelpijn, hoofdpijn en verlies van eetlust. Eerst leek het op een gewone griep, en sprak men onder meer van driedaagse koorts of Flandern-Fieber (Vlaamse koorts). Van de soldaten verspreidde de ziekte zich onder de burgerbevolking. Tijdens een eerste, relatief milde golf met hoogtepunt in juli 1918 bereikte de griep alle werelddelen. Nadien lijkt het virus te zijn gemuteerd tot een gevaarlijker variant. De tweede golf, met hoogtepunt in oktober en november 1918, was daarom dodelijker dan de eerste. Patiënten kregen eerst de griep, maar die werd vaak gevolgd door een ernstige longontsteking. Na die tweede golf volgde nog een derde, minder dodelijke golf in 1919 en een vierde in 1920.

Over het verloop van de Spaanse griep in België is nog veel onzeker. Het grootste deel van België werd toen bezet. Enkel een klein deel van het land, in de Westhoek, was dat niet. Op vele bronnen stond omwille van privacy een embargo van honderd jaar, waardoor die documenten nu pas toegankelijk zijn. De voornaamste reden is de oorlog en de Duitse bezetting, waardoor bijvoorbeeld de doodsoorzakenstatistieken op het niveau van het hele land voor die periode niet bestaan. Vorig jaar publiceerden historici en demografen van de universiteiten van Gent, Antwerpen en Louvain-la-Neuve (met o.a. ook de promotoren van SOS Antwerpen, Isabelle Devos en Hilde Greefs) het allereerste wetenschappelijk artikel over de Spaanse Griep in België. Ze maakten onder meer gebruik van legerarchieven, oorlogsdagboeken en kranten om de epidemie in kaart te brengen. Daaruit bleek dat de eerste gevallen in België werden vastgesteld op 27 april 1918 in Adinkerke, in het onbezette deel van het land. Het ging om drie Franse vliegeniers die van Reims per trein in Adinkerke aankwamen met griepsymptomen. De eerste Belgische slachtoffers, drie personeelsleden van het vliegveld te Adinkerke, kwamen op 9 mei het plaatselijk hospitaal binnen. Omdat het front ook voor het virus een barrière was, duurde het dan wellicht nog zo’n twee maand eer de Spaanse griep in het bezette deel van België opdook. Een eerste vermelding van de ziekte werd er gevonden in een dagboek uit het West-Vlaamse Wakken op 28 juni.

Tijdgenoten schatten het aantal griepslachtoffers in België op 20.000. Beredeneerde schattingen komen uit op een oversterfte van 30.000 doden in het beste geval en 80.000 in het slechtste geval, of 0,4 à 1 procent van de totale bevolking, maar daarin zijn alle doodsoorzaken begrepen: slachtoffers van de Spaanse griep, maar ook die van oorlogsgeweld en andere oorzaken. Het aantal slachtoffers van de epidemie was daarmee in België relatief beperkt. Vermoedelijk kwam dat door de Duitse bezetting, waarmee een soort ‘lockdown light’ gold, die de verplaatsingsmogelijkheden en dus de contacten van de bevolking inperkte. Toch was de sterfte in sommige Waalse steden zoals Mons en Nijvel erg hoog, vooral onder de vele Franse geëvacueerden die daar door de Duitse bezetter gebracht waren.

De ziekte kwam net als elders in verschillende golven met dezelfde timing over het land. Een eerste golf in de zomer van 1918 was nog vrij mild. De tweede golf in de herfst van 1918 was de zwaarste. Oversterfte was toen vooral hoog in het oosten van het land (op het platteland van Limburg, Luik, Namen en Luxemburg, vooral onder vrouwen; veel mannen waren wegens de oorlog afwezig hier) en onder mannen in de Waalse industriegebieden (van Mons tot Luik). Tenslotte volgde nog een iets minder zware golf in de winter van 1918-1919. Toen werden vooral de Ardennen getroffen. In andere regio’s was de oversterfte veel kleiner, en in Oost- en West-Vlaanderen zelfs verdwenen. Dat lijkt erop te wijzen dat in die gebieden tijdens de voorgaande golven een mate van immuniteit was opgebouwd. Een vierde golf in 1920 was er in België niet.

Net omdat gedetailleerde cijfers op nationaal niveau ontbreken, zijn bronnen zoals het Antwerpse doodsoorzakenregister zeer waardevol. Dankzij dit register en het harde werk van de vrijwilligers van S.O.S. Antwerpen zullen we voor Antwerpen een onderscheid kunnen maken tussen mensen die aan of met griep overleden, en zij die aan een andere oorzaak stierven. Ook kennen we het geslacht, de leeftijd, het beroep, en het adres van de slachtoffers, waardoor we precies zullen kunnen nagaan welke bevolkingsgroepen en wijken het meest door de epidemie werden getroffen…

De voorzitter en de secretaris van de Geneeskundige Commissie van Brugge maken de maatregelen bekend tegen de verspreiding van de Spaanse griep. 4 november 1918.
(Bron: Verzameling Brugse tekstaffiches uit de Eerste Wereldoorlog, 1914-1919. Rijksarchief te Brugge, inventaris. 508, affiche nr. 707)

Het is moeilijk zicht te krijgen op de maatregelen van de overheid om de epidemie af te remmen. Plaatselijke en provinciale besturen werden nauwlettend door de bezetter in het oog gehouden, en verslagen van hun activiteiten zijn vaak niet meer terug te vinden. Kranten en oorlogsdagboeken vullen onze kennis aan, maar het beeld blijft fragmentair. Daardoor lijkt het dat veel maatregelen een lokaal karakter hadden. Ook door de opdeling van het bezette België in verschillende regio’s met een verschillend bestuur (het Operations-, Etappen-, Marinegebiet en Generalgouvernement), lijkt er van een aanpak op nationaal niveau weinig sprake. De maatregelen die men lokaal nam, klinken vandaag erg vertrouwd. Patiënten moesten zich isoleren van de rest van de bevolking. Grote bijeenkomsten waren te vermijden. Op sommige plaatsen werden concertgebouwen, cinema’s en ook scholen gesloten. De bevolking werd aangezet om elementaire hygiëne toe te passen. Foto’s uit deze periode van mensen (en soms dieren) met mondmasker zijn echter meestal uit de Verenigde Staten. Op het Europese continent werden die niet gebruikt.

Een Amerikaans gezin beschermt zich tegen de Spaanse griep met een mondmasker. Zelfs de kat draagt een masker. (Bron: Collection of the Dublin Heritage Museum, nr. cfra_168, 2007.0577)

Intussen werd de gezondheidszorg en het zorgend personeel danig op de proef gesteld. Er was een tekort aan personeel omdat vele dokters voor het leger werkten, gevlucht waren naar het buitenland of uitvielen door ziekte. De oorlog zorgde ook voor een tekort aan medicatie en ontsmettingsmiddelen. Kwakzalvers trachtten een ongeruste bevolking allerlei twijfelachtige goedjes aan te smeren. In sommige steden, vooral in het zuidelijk landsgedeelte, werden begrafenisondernemers, priesters en grafdelvers overweldigd door het grote aantal overlijdens en moesten ze snel tewerk gaan. Voor de overlevenden was het rouwproces daardoor des te moeilijker.

Na de derde golf in 1919 verdween de Spaanse griep geleidelijk. Sommigen vermoeden dat het virus in 1919 opnieuw muteerde tot een minder gevaarlijke variant. Ook het grote aantal besmettingen opgelopen tijdens eerdere golven zou een bepaalde mate van groepsimmuniteit hebben opgewekt. Toch is het virus nooit helemaal verdwenen. Tot vandaag blijft het varianten ontwikkelen die soms tot lokale uitbraken leiden.

Meer lezen:

  • Devos, Isabelle, M. Bourguignon, et al. “The Spanish Flu in Belgium, 1918–1919. A State of the Art”, Historical Social Research Supplement 33, 2021, pp. 251-283. https://www.jstor.org/stable/27087283?seq=1#metadata_info_tab_contents
  • Killingray, David, en Phillips Howard, eds. The Spanish Influenza Pandemic of 1918-1919: New Perspectives, London, Routledge, 2003.
  • Mecking, Eric. Het drama van 1918. Over de Spaanse griep en de zoektocht naar virus en vaccin. M&M Uitgeverij, 2006.
  • Spinney, Laura. De Spaanse griep. Hoe de pandemie van 1918 de wereld veranderde. Arbeiderpers, 2018.