We bespraken in deze rubriek al verschillende ziekten die zorgden voor grote sterfte in onze streken: pokken, cholera en Spaanse griep waren epidemieën die vele doden maakten en angst inboezemden onder de bevolking. Een andere, minder zichtbare, maar daarom niet minder belangrijke doder was de endemisch aanwezige dysenterie. Dysenterie is een vorm van gastro-enteritis die resulteert in bloederige diarree. De ziekte kreeg daarom in de historische bronnen de naam ‘rode loop’.

Dysenterie verspreidt zich via vervuild voedsel of water. Dit zorgt voor een ontsteking van de dikke darm met bloederige of slijmerige stoelgang als gevolg. Andere symptomen zijn koorts, hevige buikkrampen en uitdroging. Vandaag weten we dat er twee types dysenterie bestaan: de bacillaire en de amoebische. Bacillaire dysenterie wordt veroorzaakt door de aanwezigheid van een bacterie in de dikke darm. Meestal gaat het om de Shigella-bacterie maar andere varianten zijn mogelijk (bv. Salmonella, Yersinia of E-coli). Amoebische dysenterie wordt veroorzaakt door de aanwezigheid van een parasitaire eencellige in de dikke darm. Beide oorzaken leiden tot een ontsteking van de dikke darm die onbehandeld ernstige gevolgen kan hebben.

Dysenterie is een infectieziekte en uiterst besmettelijk. Ze doet zich vooral voor in onhygiënische omstandigheden. De ziekte komt bij ons zo goed als niet meer voor, maar is nog steeds een groot probleem in ontwikkelingslanden. Wereldwijd treft de ziekte jaarlijks nog 165 miljoen mensen waarvan 1,1 miljoen met een dodelijke afloop. Vooral kinderen en ouderen zijn erg gevoelig hiervoor.

Lithografie van een door dysenterie aangetaste darm uit 1843, door Batelli naar een schets van Ottavio Muzzi
(©Wellcome collection – Public Domain Mark)

Dysenterie was in onze streken tot in de negentiende eeuw regelmatig verantwoordelijk voor grote sterftepieken. De ziekte was bij tijden verantwoordelijk voor wel 90% van de overlijdens. Aan het einde van de achttiende eeuw was het één van de belangrijkste doodsoorzaken. Vaak dook de ziekte op ten tijde van andere crisissen zoals militaire doortochten of misoogsten en maakte ze veel slachtoffers onder de reeds verzwakte bevolking. De ziekte werd daarom ook wel de soldatenziekte genoemd omdat bewegende troepen de ideale verspreiders waren.

Figuur 1: Oversterfte in 1794 ten gevolge van de Franse revolutionaire oorlog en een dysenterie-epidemie
(@STREAM – Queteletcentrum Universiteit Gent)

In 1794, ten tijde van de Franse revolutionaire oorlog, brak een erg hevige dysenterie-epidemie uit in het graafschap Vlaanderen en Hertogdom Brabant (zie figuur 1). Het was de voorlopig laatste uitbraak in een lange reeks die onze streken tijdens de voorgaande eeuwen had geteisterd. De wetenschappelijke literatuur identificeert dysenterie-epidemieën in de Zuidelijke Nederlanden in 1675-1680, 1691-1695 (gepaard met de Negenjarige oorlog), 1719-1721, 1741-1743 (gepaard met misoogst), 1746-1748, 1779, 1781-1784 en 1794. Bekijk de ravage die deze epidemieën aanrichtten in ons filmpje 150 jaar sterfte in Brabant en Vlaanderen.

De hevige uitbraken van de achttiende eeuw zetten heel wat lokale artsen ertoe aan de ziekte te analyseren. De epidemie van 1794 werd uitvoerig beschreven door de Kortrijkse arts J.F. Van Dorpe. Hij onderscheidde verschillende types: dysenterie légère, een onschuldige voorbijgaande diarree, dysenterie confirmée, een voortzetting van de eerste variant die vooral oudere mensen trof, dysenterie inflammatoire was een complicatie van de vorige soort met hevigere symptomen en een moeilijk te genezen ontsteking. Vervolgens onderscheidde hij dysenterie bilieuse ou saburale met als voornaamste symptomen een totaal gebrek aan eetlust en angstige gevoelens. Werd deze vorm gevolgd door een zware infectie dan sprak hij van dysenterie inflammatoir bilieuse. Dit was de ergste vorm die zo hevig was dat de patiënt alle vitale krachten verloor. Wie er de medische historiografie op naslaat, merkt echter dat er geen systematiek of overeenkomst was tussen de beschrijvingen van verschillende artsen. Elk nieuw symptoom kon aanleiding geven tot een nieuw vermeend subtype dysenterie.

Men was het er wel over eens dat er weinig natuurlijke weerstand tegen de ernstige vorm van de ziekte bestond.  Enkel personen die de ziekte al eerder hadden doorgemaakt, leken resistent. Zonder dat ze kennis hadden van de principes zoals de menselijke weerstand, het belang van voeding of immuniteit beseften de geneesheren van de late achttiende eeuw dat de constitutie van de persoon op het moment van besmetting een belangrijke rol speelde in diens kansen om de ziekte te bestrijden. Men was er zich van bewust dat de ziekte besmettelijk was, en dat het lichaam op een of andere manier van buitenaf werd besmet. Dit was een opmerkelijk inzicht in de tijd waarin de Hippocratische geneeskunde nog steeds de bovenhand had. Ondanks dit bewustzijn bleef de hygiënische toestand vaak ondermaats waardoor de ziekte zich goed kon verspreiden onder de bevolking. Middelen om de ziekte te bestrijden waren amper voorhanden. 

Gedetailleerd onderzoek naar de dysenterie-uitbraak van 1794 in Mechelen bevestigt dit beeld. Bij gebrek aan een doodsoorzakenregister keken we naar de personen die overleden in de maanden augustus tot oktober 1794, toen in Mechelen wel vier keer meer mensen stierven dan normaal in deze periode van het jaar. Een vergelijking van het sociale profiel van deze vermoedelijke dysenterie-slachtoffers met de overledenen in de jaren voor- en nadien, toont aan dat er bijna geen verschillen zijn: dysenterie trof arm en rijk en jong en oud in gelijke mate! Op dit moment onderzoeken we de gevolgen van diezelfde uitbraak uit 1794 voor Antwerpen, een veel grotere stad waardoor we misschien wel verschillen tussen wijken gaan kunnen vaststellen.

Een voldragen epidemiologisch beleid voerde men in de zeventiende en achttiende eeuw nog niet, al zorgde de grote uitbraak van 1779 wel voor het begin van een kentering. Net als op andere maatschappelijke gebieden, ging de centrale regering een actiever gezondheidsbeleid voeren. Ook geneesheren (en kwakzalvers) roerden zich, zoals blijkt uit het grote aantal gepubliceerde traktaten over dysenterie in het laatste kwart van de achttiende eeuw. Hieruit blijkt een grote verscheidenheid, waarbij elke publicist zijn eigen wondermiddel leek te hebben. Zo had de Loenhoutse geneesheer Peter Van Elsacker uitgesproken ideeën, gepubliceerd in 1784 als “Verklaring ende raedgeeving over de dysenterie ofte loopziekte als mede aengaende de gal en soo genaemde rotkoortse” naar aanleiding van zijn bezoek aan de in 1783 hard getroffen Antwerpse dorpen Loenhout, Wuustwezel en Kontich (zie ook hier). Een aantal van Van Elsacker’s voorstellen leunen sterk aan bij de door COVID-19 vrij goed bekende regels: goed verluchten, afstand houden, goede hygiëne, en zieke mensen en dieren isoleren.

Van Elsacker, “Verklaring ende raedgeeving over de dysenterie ofte loopziekte als mede aengaende de gal en soo genaemde rotkoortse”, 1784

Deze aanbevelingen stemmen overeen met het verslag van de Leuvense “Fakulteit van de Geneeskunde”, opgesteld net na de uitbraak in 1783. In Leuven trad men vervolgens doortastend op: een door het stadsbestuur aangestelde commissie vertaalde het verslag naar concrete beleidsvoorstellen, die prompt werden uitgevoerd. Zo besloot men in elke parochie een klooster aan te duiden dat voor de armen moest zorgen, vooral door hen voldoende voeding en drank te geven, op kosten van de stad. Ook werd streng toegekeken op het naleven van de hygiënische voorschriften zoals de ziekenkamer met azijn besprenkelen. Het stadsbestuur verspreidde snel gedruckte voorsorgen ende maetregels onder de bevolking om zowel de ziekenzorgers (meestal geestelijken) als de bevolking te informeren.

In een ander traktaat uit 1794 trachtte de Brusselse arts Jan Corneel Jacobs zijn tijdgenoten ervan te overtuigen dat de courante praktijken zoals laxeren, braken en bloedlaten niet werkten. Hiermee ging hij in tegen de heersende overtuiging dat het noodzakelijk was eerst de slechte stof uit het lichaam te verwijderen alvorens medicatie toe te dienen. Men gebruikte vooral planten en kruiden zoals de Ipecacuanha, een plant uit Zuid-Amerika waarvan de wortel doet braken, of laxerende voedingsmiddelen zoals rabarber, tamarinde of rozijnen. Ook het uitvoeren van aderlatingen en het plaatsen van bloedzuigers rond de aars pasten binnen deze denkwijze. Jacobs zag meer heil in eenvoudige dieetvoorschriften en het beperkt gebruik van opiumbevattende medicijnen. Of de snelle verdwijning van de dysenterie uit Aalst in 1794 – het stadsbestuur had Jacobs gevraagd de eigen artsen raad te geven – op conto van deze medische vernieuwingen kan geschreven worden, is vooralsnog niet hard te maken.

In de negentiende eeuw kwam de ziekte bij ons al heel wat minder voor. In de Antwerpse doodsoorzakenregisters duiken de termen dysenterie, buikloop, rode loop nog op, maar in beperkte mate. Het medisch inzicht in de ziekte nam toe in de tweede helft van de negentiende eeuw toen eerst de amoebe werd ontdekt (1875) en later de Shigella bacterie (1898). Vandaag bestaat de behandeling van de ziekte uit rehydratietherapie, rust en antibiotica (Shigella) of antimicrobiële medicijnen (amboebische dysenterie) voor de ernstige varianten van de ziekte. Preventie speelt een primordiale rol: handen wassen, hygiënische omgang met voedsel, persoonlijke hygiëne en hygiënische sanitaire accommodatie kunnen de ziekte op afstand houden. De bacteriën worden echter steeds resistenter. Sommigen zijn nu reeds immuun voor antibiotica zoals ampicilline en tetracycline.

Bronnen

  • Andrew F. Trofa, Hannah Ueno-Olsen, Ruiko Oiwa, Masanosuke Yoshikawa. “Dr. Kiyoshi Shiga: Discoverer of the Dysentery Bacillus”, Clinical Infectious Diseases 29, nr. 5 (1999): 1303–1306. https://doi.org/10.1086/313437
  • Buylen, Bénédicte. ‘ “Over lucht, water en plaatsen” Geneeskundige opvattingen op het einde van het Ancien Régime: een studie op basis van medische traktaten over dysenterie’. Diss. Lic. Geschiedenis, 1999.
  • Castenbrandt, Helene. “A forgotten plague”, Scandinavian Journal of History 39, nr. 5 (2014): 612-639. DOI: 10.1080/03468755.2014.953199
  • Lampel, Keith A et al. “A Brief History of Shigella“, EcoSal Plus 8, nr. 1 (2018). doi:10.1128/ecosalplus.ESP-0006-2017