In de doodsoorzakenregisters vinden we heel wat verschillende varianten van scrofulose terug: phtisie scrofuleuse, maladie scrofuleuse, carie scrofulose, fièvre scrofuleuse, affection scrofuleuse, etc.. Scrofulose is een ontsteking van de lymfeklieren in de hals. De ziekte is doorgaans een complicatie van tuberculose maar kan ook worden veroorzaakt door niet-tuberculeuze mycobacteria die onder andere voorkomen in besmette melk.

Mensen die aan de ziekte lijden, ontwikkelen een grote massa in de hals die groeit in de loop der tijd. Het abces is pijnloos, hard en vaak purper van kleur. Scrofulose veroorzaakt door tuberculose gaat doorgaans gepaard met andere symptomen van deze ziekte zoals koorts, koude rillingen en gewichtsverlies. Naargelang de zwelling groter wordt, is het mogelijk dat deze open barst en een open wond vormt.

Bramwell, Byrom Edinburgh, Constable, 1893 Atlas of Clinical Medicine. (Bron: National Library of Medicine, National Institutes of Health, USA.)

De ziekte kan, afhankelijk van welke bacterie haar veroorzaakt, verschillende gedaanten aannemen en een positief of negatief verloop kennen, waardoor de zoektocht naar de pathologie eeuwenlang moeizaam verliep.

Historiek en terminologie

Het woord scrofulose is een verkleinwoord van het Latijnse woord scrofa, wat verwijst naar een fokzeug, het vrouwelijk varken, dat extra gevoelig zou zijn voor de ziekte. Het woord komt etymologisch ook overeen met het Griekse woord voor varken. In de Hippocratische geneeskunde werd scrofulose gezien als een opeenhoping van slijmen in de lymfeklieren die werd veroorzaakt door een onevenwicht in de humores. Naslagwerken vermelden dat vooral kleine kinderen werden getroffen door de ziekte. Men geloofde dat scrofulose doorgaans spontaan genas, maar de ziekte kon ook een fataal verloop kennen.

De behandeling bestond voornamelijk uit kompressen, incisies om de zachte inhoud van het abces te verwijderen of het volledig wegsnijden ervan. De Grieks-Romeinse arts Galen maakte in de tweede eeuw na Christus melding van een arts die bij het verwijderen van de scrofuleuze massa bij een kind de zenuwen zodanig beschadigde dat het kind weliswaar genas van zijn tumoren maar niet meer kon spreken.

De Duitse benedictijnse abdis Hildegard von Bingen, die gekend was als genezeres, somde in haar twaalfde-eeuwse medische werken niet minder dan zesentwintig remedies op om scrofulose te behandelen. Sommige werden in poedervorm aangebracht als kompres of zalf, andere werden oraal toegediend. De zuster beval voor de behandeling van intacte scrofulose bijvoorbeeld een puree aan van stekelsla met honing. Voor scrofulose met fistels (open wonden) raadde ze een zalf bereid met het verpulverde lichaam van een spreeuw aan.

Koningszeer

Gedurende de middeleeuwen geloofde men dat sommige leden van de koningshuizen van Engeland en Frankrijk de goddelijke gave hadden om scrofulose te genezen door de zieken aan te raken. Vandaar dat de ziekte ook de naam koningszeer (morbus regis) kreeg. Het gebruik werd ooit gedateerd naar Clovis van Frankrijk (481-511) en Edward van Engeland (1042-1066). Historici zijn het er echter over eens dat de praktijk waarschijnlijk pas voor het eerst werd toegepast door Lodewijk IX (1226-1270) in Frankrijk en door Henry III (1216-1272) in Engeland. Vaak ging de koninklijke handoplegging gepaard met een geformaliseerde religieuze ceremonie waarbij gebeden werden voorgelezen en waarbij in sommige gevallen de zieken een medaille kregen die ze rond hun nek moesten dragen om de genezing te bevorderen.

Medaille tegen scrofulose uitgedeeld door Henry VI (regeerperiode 1422–1461) (© Wikimedia Commons)

Mensen reisden van heinde en verre om deel te nemen aan een ceremonie. Edward I van Engeland (1272-1307) zou 533 handopleggingen in een maand tijd hebben uitgevoerd, en Filips VI van Frankijk (1328-1350) zou tijdens één enkele ceremonie niet minder dan 1500 zieken hebben aangeraakt. Maar Karel II van England (1660-1682) was het best: hij zou in de loop van zijn 22 jaar durende regeerperiode maar liefst 92.102 mensen hebben aangeraakt, soms tot wel 600 per ceremonie.

Koningin Mary I “geneest” scrofula door aanraking. Een 16de-eeuwse miniatuur door de Vlaamse hofschilder Levina Teerlinck uit het boek Queen Mary’s manual for blessing cramp rings and touching for Evil.

Voor de koningen was de traditie vooral een machtsmiddel: hun vermeende gave was een rechtvaardiging van hun koninklijke positie en werd gebruikt om de dynastie te versterken of consolideren. Het succes van de ceremonies kan verklaard worden doordat vele zieken genazen van de aandoening, zij het meestal geruime tijd na de handoplegging. De zwelling kon, afhankelijk van de oorzaak, immers goedaardig zijn en ging na enige tijd vaak vanzelf in remissie. Dit zou zonder aanraking door een koning overigens ook gebeurd zijn.

Het gebruik van de koninklijke handoplegging kwam in de verlichte achttiende eeuw meer en meer onder druk te staan, onder andere door medici, die de efficiëntie ervan in twijfel trokken. Maar ook de Kerk nam aanstoot aan de vermeende religieuze gaven van de koningen. De Franse filosoof Voltaire betwijfelde publiekelijk de koninklijke handoplegging nadat een minnares van Louis XIV aan scrofulose was gestorven, ondanks het feit dat ze veelvuldig door de koning was aangeraakt. In de loop van de achttiende eeuw verdween het gebruik zowel uit Engeland als Frankrijk.

Ontdekking van de pathologie

Scrofulose heeft op verschillende momenten de belangstelling van de geneeskunde getrokken, niet alleen omdat de ziekte vrij vaak voorkwam, maar ook omwille van de schijnbaar grillige ontwikkeling. Die kon variëren van spontane genezing, lokale complicaties tot een fatale ziekte.

In de loop van de zeventiende eeuw merkten verschillende artsen op dat tuberculosepatiënten vaak scrofulose ontwikkelden. Aan het eind van de negentiende eeuw wees de Duitse arts Robert Koch op de tuberculeuze oorzaak van de ziekte toen hij de tuberkelbacterie, die hij in 1882 had ontdekt, aantrof in scrofuleuze lymfeklieren. Ondanks deze doorbraak bleven veel artsen sceptisch; zij zagen immers bij hun patiënten niet altijd een link met tuberculose. Pas in de twintigste eeuw werd aangetoond dat de ziekte ook door andere bacillen van het geslacht mycobacterium kon worden veroorzaakt.

Vandaag

Vandaag weten we dat sommige vormen van scrofulose veroorzaakt worden door mycobacterium bovis, een vorm van tuberculose die voorkomt bij vee. Deze bacterie dringt het menselijk lichaam binnen via besmette melk. Deze infectie heeft doorgaans een minder erg ziekteverloop dan de infectie veroorzaakt door de mycobacterium tuberculoses, die in de longen en het hele lichaam schade aanricht. Het is hoogst waarschijnlijk deze vorm van de ziekte waar Hippocrates over schreef, die vaak voorkomt bij kinderen en spontaan geneest.

Door de pasteurisatie van melk is scrofulose door mycobacterium bovis langzaam maar zeker teruggedrongen in de Westerse wereld. De ziekte komt wel nog voor in armere landen waar pasteurisatie niet is ingeburgerd. Daar worden nog steeds vooral kinderen slachtoffer. Met de daling van tuberculose in de twintigste eeuw kwam ook de tuberculeuze vorm van scrofulose, die vooral volwassenen trof, minder voor. De huidige behandeling van scrofulose is sterk afhankelijk van het soort infectie. Chirurgische uitsnijding van scrofulose die door tuberculose wordt veroorzaakt, werkt niet goed: er is immers grote kans dat de gezwellen terugkomen of dat fistels ontstaan. Bovendien kan een chirurgische ingreep ervoor zorgen dat de ziekte zich naar andere organen verspreidt. De beste aanpak is de conventionele behandeling van tuberculose met antibiotica en andere toegepaste medicijnen. Scrofulose veroorzaakt door niet-tuberculeuze bacteria reageert wel goed op chirurgie, maar is meestal resistent tegen antibiotica.

Bibliografie en meer lezen

  • Bloch, M. Les rois thaumaturges. Étude sur le caractère surnaturel attribué à la puissance royale particulièrement en France et en Angleterre , Éditions Gallimard: Parijs 1983.
  • Chevallier, J. “Histoire des écrouelles et du toucher royal [A history of scrofula and the royal touch]”, Annales de Dermatologie et de Vénéréologie 140, nr. 8-9 (2013): 555-62.
  • Sturdy DJ (1992). “The Royal Touch in England”. European Monarchy: Its Evolution and Practice from Roman Antiquity to Modern Times. Franz Steiner Verlag. p. 190. ISBN 3515062335.
  • Grzybowski, S, Allen E.A. “History and importance of scrofula”, The Lancet, Vol. 46 (nr. 8988), 1995: 1472-1474.