In de negentiende eeuw was roodvonk een belangrijke doodsoorzaak bij kinderen. In het doodsoorzakenregister zien we de ziekte regelmatig verschijnen onder de Franse benaming scarlatine.

Roodvonk is een besmettelijke infectieziekte die wordt veroorzaakt door de bacterie streptokokken groep A (Streptococcus pyogenes). Deze bacterie leeft in de neus- en keelholte en maakt soms een gifstof aan die roodvonk veroorzaakt. De ziekte wordt overgedragen door hoesten of niezen, of fysiek contact. Ze komt het meest voor bij kinderen tussen de twee en tien jaar. De voorlopige cijfers uit de Antwerpse doodsoorzakenregisters van de jaren 1873-1901 bevestigen dit. Van de 1.168 overledenen waar scarlatine als doodsoorzaak is genoteerd, heeft 92% (1.074)  een leeftijd van jonger dan tien jaar. 

Reeds in 429 voor Christus documenteerde Hippocrates een roodvonkachtige epidemie in Athene. Later, in 1553, omschrijft de Siciliaans arts Giovanni Filippo Ingrassia een aandoening met de naam “rossalia” die werd gekenmerkt door “talrijke vlekken, groot en klein, vurig en rood, van algemene verspreiding, zodat het hele lichaam in brand leek te staan”. De ziekte werd echter pas in 1675 door de Engelse arts Thomas Sydenham onderscheiden van mazelen. Op dat moment was roodvonk echter een ziekte die niet vaak voorkwam en vaak ook geen ernstig verloop kende. In de meeste gevallen verloopt een infectie met roodvonk inderdaad mild. Patiënten krijgen keelpijn, koorts, hoofdpijn, gezwollen lymfeklieren en een karakteristieke rode huiduitslag. Die huiduitslag zorgt ervoor dat de huid aanvoelt als schuurpapier. Ook de tong kan rood en hobbelig worden, wat ook wel een frambozentong genoemd wordt.

Kind met mazelen (measles) en kind met roodvonk (scarlet fever) (© Flickr, Sue Clarck)
 

Vooral de complicaties van roodvonk zijn gevaarlijk. Onbehandeld kan de ziekte leiden tot infectueuze zweren, meningitis, longontsteking, acute reuma, lever- en nierschade. En al is de koorts zelf niet steeds dodelijk, deze complicaties hadden in het verleden wel vaak de dood als gevolg. In de loop van de negentiende eeuw steeg het aantal gevallen van roodvonk. De ziekte kwam epidemisch voor in de Verenigde Staten en Europa tussen 1820 en 1880. Ze had vaak een fatale afloop en werd terecht gevreesd. Onderzoek wees uit dat de ziekte maar liefst een derde van degenen die de infectie opliepen fataal werd. Roodvonk was dan ook een van de belangrijkste, als niet de belangrijkste doodsoorzaak bij kinderen tijdens de negentiende eeuw.

Ook in België maakte de ziekte heel wat slachtoffers. Ze was jaarlijks, samen met mazelen en kinkhoest, goed voor zo’n 8.000 sterfgevallen omstreeks 1870. Vanaf de jaren 1880 kwam de ziekte echter minder voor. Betere preventieve gezondheidsmaatregelen, zoals het in quarantaine plaatsen van besmette personen en betere hygiëne speelden wellicht een erg belangrijke rol. Recent onderzoek suggereert dat ook de virulentie van de ziekte afnam. De ziekte zou vanaf de jaren 1820-30 een erg agressieve vorm hebben aangenomen, om vanaf 1880 opnieuw minder virulent te worden. Volgens de theorie wordt een bacteriële ziekteverwekker mettertijd zwakker omdat hij niet kan worden doorgegeven als hij zijn gastheer snel doodt. Zeker is dat de daling van de sterfte door roodvonk voorafging aan de ontdekking van effectieve medicijnen ertegen. Onderstaande figuur toont heel duidelijk hoe de ziekte vanaf de jaren 1890 minder sterfte veroorzaakte.


Bron: Devos I., Allemaal beestjes, p. 69.

Een doeltreffende behandeling tegen de ziekte kwam er pas in de jaren 1920, toen eerst een antitoxine werd ontwikkeld en later ook penicilline, waarmee de ziekte goed kon behandeld worden. Het sterftecijfer van roodvonk daalde rond de Eerste Wereldoorlog verder en aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog bedroeg de sterfte ten gevolge van roodvonk nog nauwelijks een tiende van de cijfers in de negentiende eeuw. In de jaren 1950 leekt de ziekte zelfs bijna volledig verdwenen.

Vandaag is er echter opnieuw reden tot ongerustheid. Recente uitbraken van de ziekte in onder meer Hong Kong, China, Zuid-Korea (2011), en het Verenigd Koninkrijk (2014) wijzen erop dat de ziekte aan een nieuwe opmars bezig is. Onderzoek uit 2020 toont aan dat verschillende virussen de stam van de bacterie zodanig hebben gewijzigd dat deze veel sterker is geworden en beter het lichaam van de gastheer kan binnendringen. Ook zijn er tekenen van resistentie tegen de antibiotica. De verdere opmars van roodvonk is de voorbije jaren hoogstwaarschijnlijk tegengehouden door de maatregelen tegen de verspreiding van COVID-19. Nu deze maatregelen langzaam versoepeld worden, zullen we misschien ook opnieuw de cijfers van roodvonk omhoog zien gaan. Er bestaat trouwens geen vaccin tegen roodvonk.

Lees meer

  • Brouwer, S., Barnett, T.C., Ly, D. et al. “Prophage exotoxins enhance colonization fitness in epidemic scarlet fever-causing Streptococcus pyogenes”, In Nature Communications 11,5018 (2020). https://doi.org/10.1038/s41467-020-18700-5
  • Devos, I. Allemaal beestjes. Mortaliteit en morbiditeit in Vlaanderen 18de-20ste eeuw, Gent, Academia Press, 2006.
  • Ferretti, J., Köhler, W., “History of Streptococcal Research”. In: Ferretti, J., Stevens, D.L., Fischetti, V.A. (ed.), Streptococcus pyogenes : Basic Biology to Clinical Manifestations, Oklahoma City: University of Oklahoma Health Sciences Center; 2016-. Available from: https://www.ncbi.nlm.nih.gov/books/NBK333430/
  • Hardy, A., “Scarlet Fever”, in: Kiple, K.F. (ed.), The Cambridge World History of Human Disease, Cambridge, Cambridge University Press, 1993, pp. 990-992.
  • Kraaivanger, C., Roodvonk is terug. Bijna uitgeroeide ziekte dreigt na pandemie een opmars te maken, Scientas, 7 oktober 2020.
  • Lamagni, T., Guy R., Chand, M. et al. “Resurgence of scarlet fever in England, 2014-16: a population-based study”, in Lancet Infectious Diseases 2017. doi: 10.1016/S1473-3099(17)30693-X
  • Rolleston, J. D. “The History Of Scarlet Fever.” The British Medical Journal 2, no. 3542 (1928): 926–29. http://www.jstor.org/stable/25330656.
  • Swedlund, A., & Donta, A. (2002). Scarlet fever epidemics of the nineteenth century: A case of evolved pathogenic virulence? In D. Herring & A. Swedlund (Eds.), Human Biologists in the Archives: Demography, Health, Nutrition and Genetics in Historical Populations (Cambridge Studies in Biological and Evolutionary Anthropology, pp. 159-177). Cambridge: Cambridge University Press. doi:10.1017/CBO9780511542534.009