In de doodsoorzakenregisters treffen we geregeld de ziekte ‘carreau’ aan, maar welke ziekte wordt hiermee bedoeld?  En wat heeft carreau te maken met Belgische wafels?

Wat is carreau?

Carreau is vandaag gekend als mesenteriële adenitis. Dat is een infectie van de lymfeklieren in de buikholte. De mesenteriale klieren zijn lymfeklieren die rond de bloedvaten van de ingewanden en de darmorganen liggen. Bij carreau of mesenteriële adenitis ontsteekt het weefsel van de lymfeknopen en het darmslijmvlies. De belangrijkste symptomen zijn een harde buik, buikpijn, braken, diarree en verlies van eetlust.

De term carreau wordt vandaag niet meer gebruikt maar in negentiende-eeuwse medische bronnen zien we het woord geregeld opduiken. Carreau werd in het verleden vaak op één hoop gegooid met heel wat andere aandoeningen aan de buik: tuberculeuze peritonitis, spijsverteringsklachten, chronische enteritis met verstopping van de mesenterische lymfeklieren, maagkrampen, en andere vage ongemakken van de darmen. Allerlei kinderziekten die een harde buik veroorzaakten, vielen onder de noemer carreau.

Nochtans was de ziekte in medische kringen goed gekend. In 1815 schreef de Vlaamse Carolus Blomme uit Nevele er een dissertatie over aan de Universiteit van Parijs. In zijn werk getiteld ‘L’Atrophie méséntérique, vulgairement connu sous le nom de carreau gaf hij aan dat de ziekte in Vlaanderen erg veel voorkwam. Vandaag is mesenteriële adenitis nochtans geen gekende aandoening. Hoe komt dit?

De dissertatie van Charles Blomme, 1815.

Oorzaak

Blomme en zijn medische voorgangers tastten grotendeels in het duister wat betreft de precieze oorzaak van de ziekte. Ze constateerden wel een link met scrofulose, een slechte hygiënische toestand, ontoereikende voeding en armtierige woonomstandigheden. Zo zag Blomme dat de ziekte vooral voorkwam in vochtige en lage huizen zonder veel zonlicht en verluchting. Hij waarschuwde voor het eten van slecht gefermenteerd brood en van meermaals opgewarmde, verzuurde meelpap. Pap maakte nochtans een belangrijk deel uit van het dieet van arme gezinnen.

Vandaag zijn verschillende ziekteverwekkers geïdentificeerd. De E-coli bacterie, streptokokken, stafylokokken en het adenovirus kunnen allen aan de basis liggen van mesenteriële adenitis. Ook tuberculose kan de ziekte uitlokken. In de historische bronnen wordt carreau vaak omschreven als een ‘tuberculeuze aftakeling van de lymfeklieren’. In de doodsoorzakennomenclatuur van 1867 wordt de ziekte omschreven onder nummer 44: tubercules du mesentères (carreau). In de classificatie van 1903 komt de term niet meer voor.

De ziekte gaat inderdaad heel vaak samen met luchtwegenaandoeningen. Vermoedelijk geraken de lymfeklieren besmet nadat geïnfecteerd snot of speeksel wordt doorgeslikt. Afhankelijk van de ziekteverwerker kan de infectie licht of ernstig verlopen. Vooral kinderen onder de 15 jaar lijken gevoelig voor de aandoening, maar ook andere leeftijdsgroepen worden getroffen.

Verschillende benamingen van de ziekte

De zoektocht naar de oorsprong van het woord carreau leidt ons door de fascinerende associaties van ziektebeelden in het verleden. Letterlijk betekent carreau tegel of ruit. Diverse bronnen halen aan dat de term wijst op de extreme hardheid van de buik, maar over de exacte oorsprong van het woord, spreken de bronnen niet. Wanneer we kijken naar Oost- en West-Vlaamse bronnen zien we echter dat de ziekte er ‘koeke’ genoemd werd. Deze term verwijst naar een wafel, met de klassieke ruitjesvorm. Bij het betasten van de buik voelt men namelijk de gezwollen klieren, met daartussen kleine holtes.

Een Belgische wafel of 'koeke'
Een Belgische wafel of ‘koeke’ (© Wikimedia)

Zieken uit het noorden van Frankrijk kwamen in de loop van de negentiende eeuw naar Vlaanderen om er genezing te zoeken voor tourteau, waarmee dezelfde ziekte werd bedoeld. De ziekte was overigens onder heel wat andere Franse termen gekend: chartre, atrophie mésentérique, tabes mesenterica, phtisie mésentérique, physconie mésentérique, emphraxie mésentérique, phthisie ou fièvre hectique des enfants, entero-mésentérite, etc.

De term koeke zien we niet in de Antwerpse doodsoorzakenregisters, wat wijst op het lokale gebruik ervan. Een woord dat, naast carreau, wel voorkomt in de Antwerpse registers is ‘oudeman’, een andere term voor dezelfde aandoening. Ook in de registers van Zele vinden we ‘oude man’ als doodsoorzaak. Personen aangetast door ernstige mesenteriële adenitis waren namelijk slachtoffer van uitdroging waardoor zelfs heel jonge kinderen een droge en verrimpelde huid kregen en eruitzagen als oude mannen.

Of ‘den koeke’ altijd naar mesenteriële adenitis verwees, is niet helemaal duidelijk. In het woordenboek van het West-Vlaamse Idioticon van De Bo uit 1892 onderscheidt men ‘den koeke van de kinders’ (carreau, atrophie mésentérique) van ‘den koeke van de volwassen menschen’, wat omschreven werd als een kwaal die een gezwel of spanning doet ontstaan onder de ribben en tussen de schouders. Deze aandoening kreeg ook wel de naam ‘het hertegespan’. De gelijknamige plant hartgespan werd in de volksgeneeskunde vele eeuwen gebruikt omwille van haar bloeddrukverlagende kwaliteiten. Carreau, de koeke, oudeman en het hertgespan werden vaak in één adem genoemd.

Leonurus cardiaca L., hartgespan. (Bron: Prof. Dr. Otto Wilhelm Thomé, Flora von Deutschland, Österreich und der Schweiz 1885, Gera, Germany)

Behandeling

De ernst van het ziekteverloop van carreau wordt bepaald door de ziekteverwerker. Tegenwoordig geneest men al na een aantal dagen. Zoniet wordt een antibioticakuur opgestart. De duizenden doden door carreau in het Antwerpse doodsoorzakenregister schetsen samen met andere historische bronnen een grimmiger beeld. Het medisch handboek van Bouchut en Depres uit 1873 verklaarde de ziekte ongeneeslijk. Tegen carreau konden artsen in de negentiende eeuw niet meer doen dan het bestrijden van de ermee gepaarde gaande diarree en de buikpijn van hun patiënten verlichten.

Doordat de ziekte in de negentiende eeuw amper kon behandeld worden door medici, moesten zieken zich tevredenstellen met volkse behandelingen. De zogenaamde ‘koeketasters’ of ‘koekewijvekes’ waren gespecialiseerd in de diagnose en behandeling van koeke. Hun kennis werd vaak van generatie op generatie doorgegeven. Ze onderzochten de pijnlijke buik van de patiënt en eens de koeke was vastgesteld, moest de zieke of zijn familie gaan dienen, d.w.z. op bedevaart.

Vrouwelijke Vlaamse pelgrim. Geschilderd door de Antwerpse David Teniers de Jonge, zeventiende eeuw.

Vlaanderen kende talloze religieuze bedevaartsoorden gewijd aan specifieke ziekten. Voor de koeke moest men naar Sint-Eloois-Vijve, Maarke-Kerkem, Zwevegem of Wannegem. Ook over de taalgrens waren voor deze ziekte twee bedevaartsoorden: in Marcq bij Enghien en in Marquette bij Rijsel. In Wannegem stond een beeld van de heilige Sint-Machutus die bekend stond als de patroonheilige voor “de hardheid in de buik, gezeid den koeke”.

Religieuze penning van de Heilige Machutus,
patroon van Wannegem, 1855 (© Collectie STAM Gent)

Volkskundigen noteerden wat er op deze bedevaart diende te gebeuren: de zieken moesten met een wit lint, twee koeken en een paar kaarsen naar het bedevaartsoord trekken. Daar moesten ze één koek schenken aan de heilige en de kaarsen doen branden.

De lokale priester kwam de zieke, zijn lint en zijn koeken zegenen. Na drie rondgangen rond de kerk kon de zieke naar huis waar hij een noveen moest afwerken, met het lint om de lenden gebonden. Elke dag van de noveen moest een stukje van de tweede koek worden opgegeten.

Was de zieke daarna niet genezen, dan werd het hele proces van bij het begin hervat. Zieken die niet in staat waren de bedevaart zelf af te leggen, konden familie in hun plaats sturen. Ook de koekwijvekes namen de rol van koekediender op: tegen betaling liepen ze de bedevaart voor de zieke. Tot in het interbellum was er een koekewijveke actief nabij Kruishoutem, in Oost-Vlaanderen.

Bibliografie

  • Baert, G.P., ‘De koeke en ’t hertegespan’, Biekorf 60 (1), 1959.
  • de Bo, L., West-Vlaamsch Idioticon, Brugge: tweede druk, 1892.
  • De Borggraeve E., ‘’t Koekewijveke van Kersoudem’, Kruishoutemse kronieken (9), 2014, p. 19.
  • Debusseré, J. ‘De Gullegemse Ommegangsfeesten en gaan “dienen” voor de koeke aan ’t hertegespan’, De Meiboom 5 (2), 1987, p. 54.
  • Fabre, A. F. H., Dictionnaire des dictionnaires de médecine français et étrangers: ou traité complet de médecine et de chirurgie pratiques, Bruxelles, Société encyclographiques des sciences médicales, 1812.(pp.318-325)
  • Leliboom, L. Gaan dienen voor de koeke, Biekorf 37 (7), 1931, p. 197-198
  • Ovaere, A., Sprokkelingen uit Zwevegem’s verleden, derde deel, s.d.