• Berichtcategorie:Opmerkelijk

In het doodsoorzakenregister van 1945 vinden op 5 mei 1945 twee mannen die in Antwerpen werden geëxecuteerd. De 37-jarige Charles Aloysius Maria Lagast en de 23-jarige Remigius Stephanus Van Rossem. Wie waren Lagast en Van Rossem waarom werden zij kort na de oorlog ter dood veroordeeld?

Wie zijn Lagast en Van Rossem?

Charles of Karel Lagast werd in 1908 geboren in Sint-Niklaas als zoon van een schoenmaker. Hij verhuisde naar Antwerpen en trouwde er in 1928 met Rachel De Smet. Het koppel woonde op de Schoenmarkt 12. Voor de oorlogsjaren werkte Lagast als dagbladschrijver en was hij actief in het Belgisch leger als sergeant-secretaris. In de loop van het jaar 1940 nam hij dienst bij de Dietsche Militie – Zwarte Brigade, de militaire tak van de politieke partij het Vlaams Nationalistisch Verbond (VNV). Daar onderhield Lagast nauwe banden met Staf De Clercq, de leider van het VNV, die in 1942 onverwacht aan een hartaanval stierf.

Na de dood van De Clercq besliste Lagast om lid te worden van de Waffen S.S.. Hij vocht van juni 1942 tot januari 1944 aan de zijde van de Duitsers aan het Russisch front. Zijn gedrag werd er opgemerkt en hij werd benoemd tot Sturmführer-luitenant. Eens terug in België, werd Lagast lid van de Fabriekswacht, een privémilitie die beter gekend is onder de naam Vlaamse Wachtbrigade en die de Duitse Wehrmacht militair ondersteunde. Bij het naderen van de bevrijdende legers in september 1944 sloeg Lagast op de vlucht.

Karel Lagast als dagbladschrijver (links) en lid van de Waffen S.S. (rechts)
(Ondanks pogingen om het copyright van bovenstaande afbeeldingen te achterhalen is ons dit niet gelukt, indien u meent rechthebbende te zijn, gelieve contact op te nemen met sosantwerpen@ugent.be)

Remigius van Rossem was 23 jaar op het moment van zijn executie. Hij woonde in Brasschaat en was tijdens de oorlogsjaren lid van de Nationalsozialistische Kraftfahrkorps (NSKK), een paramilitair onderdeel van de NSDAP en was werkzaam bij de Fahndungsdienst, die verantwoordelijk was voor het opsporen van jongens die de verplichte tewerkstelling probeerden te ontlopen. Hij was vooral in de Kempen actief, waar hij vele jonge mannen arresteerde. Hij had volgens de kranten ook een groot aandeel in de aanhouding van rijkswachters van Mol en Merksplas. 

Militaire collaboratie

Lagast en Van Rossem kenden elkaar niet, maar eindigden hun leven allebei voor een vuurpeloton in een van de binnenforten van Antwerpen. Verschillende kranten vermeldden dat van Rossem in de rug werd gefusilleerd wegens het schandelijk karakter van zijn misdrijven. Zo zou hij geweigerd hebben dat weggevoerden nog een laatste pak levensmiddelen van hun vrouwen meekregen, ook al zouden de Duitse gendarmen het toegelaten hebben. Deze berichtgeving was sensatiegericht want veroordeelden werden sowieso met het gezicht naar de executiepaal geplaatst.

Een vuurpeloton van rijkswachters was verantwoordelijk voor het uitvoeren van de executie. Vaak waren ook aalmoezeniers, wetsdokters, advocaten én burgerpubliek aanwezig. Dat de executies publiek waren, was zo vastgelegd in het stafwetboek. Hiertegen kwam nochtans heel wat protest in het parlement. Op de executie van Lagast en Van Rossem was volgens de krantenverslagen amper iemand afgekomen. De twee mannen zijn twee van 22 geëxecuteerden die we tussen 1945 en 1946 in het doodsoorzakenregister van Antwerpen terugvinden. Tussen 1944 en 1950 werden in België 237 collaborateurs geëxecuteerd.

De executie van Fernand Wyss, de beul van Breendonck, op 12 april 1847, © Kazerne Dossin

In de eerste jaren na de oorlog was er bitter weinig kans op genade voor personen zoals Lagast en Remigius. Ze werden officieel veroordeeld voor ‘misdrijven tegen de uitwendige veiligheid van de staat’, zoals propaganda voor de vijand voeren, verklikking, of de wapens opnemen tegen België. Tijdens de eerste jaren na de oorlog werden een twintigtal eenvoudige wapendragers geëxecuteerd. Later werden de veroordelingen milder en kreeg deze groep een straf van twintig jaar. Enkele prominente collaboratieleiders en daders van ernstige misdrijven ontkwamen aan executie omdat zij pas later voor het gerecht verschenen.

De naoorlogse veroordelingen gebeurden door het militair gerecht. De archieven van het militair gerecht worden bewaard in het Algemeen Rijksarchief. Deze archieven zijn echter enkel toegankelijk op aanvraag en mits schriftelijke toestemming van het College van procureurs-generaal.

De doodstraf in België

De doodstraf heeft een lange traditie in onze streken. Tijdens de middeleeuwen gingen executies door op een centrale plek in de stad. Ze gingen gepaard met veel publiek vertoon en hadden als doel anderen af te schrikken. Na de executie werd het lichaam naar een galgenveld buiten de stadspoorten gebracht waar het werd tentoongesteld en overgeleverd aan de natuurelementen.

Vlaams landschap met galgenberg, olie op doek, vermoedelijk Frans de Momper, 17de eeuw.

In Brussel vonden 535 executies plaats van de vijftiende tot de achttiende eeuw. In Antwerpen werd sinds de tweede helft van de veertiende eeuw geregeld een angheman ingezet om de ophangingen te voltrekken. Ook bij de oprichting van de Belgische staat maakte de doodstraf, ondanks veel protest, deel uit van het strafrecht. De koning had echter de macht om genade te verlenen en deed dit heel vaak. Van de 848 ter dood veroordeelden in de negentiende eeuw, kwamen slechts 55 personen effectief onder de guillotine terecht. Die had in België haar intrede gedaan in de Franse tijd.

De uitvoering van de doodstraf stuitte echter op veel protest en was moeilijk te rijmen met het vooruitstrevende karakter van de Belgische natie. De liberale minister van justitie Jules Bara probeerde de doodstraf in de jaren 1860 uit het strafrecht te bannen maar moest zich tevredenstellen met een systematische niet-uitvoering: de genade door de koning werd vanaf 1867 automatisch toegepast.

Enkel in oorlogstijden werd hierop een uitzondering gemaakt. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werden in België 20 mensen door het Belgisch militair gerecht ter dood veroordeeld en geëxecuteerd en na de Tweede Wereldoorlog 242 (waaronder 237 Belgen en 5 buitenlanders). De oorlogstoestand werd speciaal verlengd tot 1950 zodat de executies effectief konden worden uitgevoerd.

Vanaf 1950 werd de doodstraf opnieuw automatisch omgezet naar levenslange opsluiting. De doodstraf bleef echter tot 11 juli 1996 in de strafwetgeving staan. België was het laatste land in West-Europa die de doodstraf afschafte.

Bibliografie en meer lezen

  • Aerts, Koen.  Repressie zonder maat of einde? De juridische reïntegratie van collaborateurs in de Belgische Staat na de Tweede Wereldoorlog. Gent: Academia Press, 2014
  • Boone, Marc. “La justice en spectacle. La justice urbaine en Flandre et la crise du pouvoir « bourguignon » (1477-1488),” Revue historique 625, no. 1 (2003): 59-62.
  • De Wever, Bruno. “Militaire Collaboratie in België Tijdens de Tweede Wereldoorlog.” Bijdragen En Mededelingen Betreffende de Geschiedenis Der Nederlanden 118 (2003): 22–40.
  • Huyse, Luc, Dhondt, Steven. Onverwerkt verleden: collaboratie en repressie in België 1942-1952. Leuven: Kritak, 1991.
  • Pardon, Mireille. “Violence, The Nuclear Family, and Patterns of Prosecution in Late Medieval Flanders,” Medieval People 37, no. 1 (2022): 37-59.
  • Vanhaelewyn, Mathieu. De Laatste Salvo’s: Het Verhaal van de 242 Vergeten Executies in België (1944-1950). Gent: Borgerhoff & Lamberigts, 2016.

Krantenartikels over de executies van Lagast en Van Rossem

  • ‘Traîtres fusillés’, Avenir du Luxembourg, 7 mei 1945, p. 2
  • ‘Twee terechtstellingen te Antwerpen: Van Rossem en Lagast gefusilleerd’, Het Laatste Nieuws 6 mei 1945, p. 1.
  • ‘Twee terechtstellingen te Antwerpen, Het Handelsblad, 5 mei 1945, p. 1.

Meer lezen over collaboratie tijdens Wereld Oorlog II