Tot vandaag behoren brandwonden tot de pijnlijkste en vaak dodelijkste wonden die het menselijk lichaam bedreigen. In het doodsoorzakenregister komen ze regelmatig voor. Wij gaan na hoe artsen en helers door de eeuwen heen op zoek gingen naar gepaste behandelingen.

Brandwonden en hun behandelingen worden als sinds de oudheid beschreven. De vroegste verwijzing dateert van zo’n 3500 jaar geleden: het gaat om een grottekening waarop brandwonden werden verzorgd met plantenextracten. Een eerste geschreven vermelding is er in de Egyptische Ebers papyrusrol uit 1600 voor Christus waarin hars en honingzalf als remedie werden voorgeschreven, samen met rundermest. Rond 600 voor Christus beschreven Chinezen het gebruik van aftreksels van theebladeren. Maar ook varkensvet, azijnzeepsoppen, looi-oplossingen, wijn en kalkwater werden toen gebruikt om brandwonden te behandelen.

Fragment uit de Ebers papyrusrol, een van de oudste medische naslagwerken, 1600 voor Christus (© Wikimedia Commons)

Veel van deze behandelingen zijn vandaag niet langer aangewezen, al zijn er enkele, zoals honing en azijn, die omwille van hun antibacteriële werking, wel degelijk goeddoen. Andere behandelingen, zoals het insmeren van de wonde met kattenuitwerpselen, bevorderen net de ontwikkeling van bacteriën.

Brandwonden beschadigen de huid die tegen infectie beschermt. Een beschadigde huid vormt een vruchtbare bodem voor allerlei bacteriën. Zonder een goede behandeling is de kans op sepsis (bloedvergiftiging) en overlijden, groot.

Men erkende reeds vroeg verschillende types brandwonden. In de veertiende eeuw onderscheidde Valesco de Taranta uit Montpellier drie soorten brandwonden: pijnlijke brandwonden, brandwonden met blaren, en brandwonden met zweren. Fabricius Hildanus onderscheidde in de zeventiende eeuw brandwonden met roodheid, brandwonden met blaren en brandwonden met korstvorming. Deze indeling verschilt niet zoveel van onze huidige indeling in eerste-, tweede- en derdegraads brandwonden.

Artsen hadden verschillende behandelingen voor brandwonden, maar die hadden meestal weinig nut, voornamelijk omdat ze nog geen goed begrip hadden van de pathofysiologische gevolgen van brandwonden. Diepe letsels werden vaak verbonden met doeken om te voorkomen dat er stof in zou komen. Dit leidde vaak tot stinkende, ontstoken wonden.

Vanaf de achttiende eeuw was er een exponentiële toename van onderzoek en kennis op dat vlak. Zo promootte de Engelse arts John Hunter (1728-1793) het bloot laten van brandwonden om de vorming van een korst en het herstel van de huid te bevorderen. Een eeuw later, in 1869, voerde de Zwitserse geneeskundestudent Reverdin de allereerste huidtransplantaties uit op slecht genezende brandwonden. In de loop van de negentiende eeuw ging ook voor het eerst de mechanische reiniging van brandwonden een rol spelen: patiënten werden in een bad gestoken met water dat voortdurend werd ververst.

Soldaten met brandwonden na een mosterdgasaanval worden behandeld met “continuous baths” in het Rode Kruis hospitaal te Netley, Engeland, 1919. (© Hampshire and Solent Museums)

In het laatste kwart van de negentiende eeuw ontdekte men het bestaan van ziekteverwekkende bacteriën zoals streptokokken. Deze wetenschappelijke doorbraak had pas veel later invloed op de behandeling van brandwonden. In het begin van de twintigste eeuw zette men volop in op stoffen zoals picrinezuur, tanninezuur en ander adstringentia om waterverlies proberen te voorkomen en om toxische stoffen uit de bloedbaan te houden. Ook ging men kleurenpreparaten gebruiken. Kleurstofoplossingen zoals gentiaanviolet, briljant groen, scharlakenrood en mercurochroom hielpen de bacteriën in de brandwonden bestrijden.

Tot ver in de twintigste eeuw overleden patiënten met uitgebreide brandwonden vaak kort na het trauma, omdat er geen of onvoldoende behandeling was voor de septische shock die ze als gevolg van hun verwondingen opliepen. In de Antwerpse doodsoorzakenregisters zien we geregeld slachtoffers van ernstige brandwonden. Vaak komt deze doodsoorzaak voor in combinatie met convulsions (stuipen), wat mogelijk wijst op de septische shock.

De doodsoorzaak brûlures (brandwonden) in combinatie met convulsions (stuipen)
(© S.O.S. Antwerpen, doodsoorzakenregister 1888, akte 3237)

Personen die ernstige brandwonden opliepen, hadden lange tijd een heel geringe overlevingskans. De Tweede Wereldoorlog leidde tot een grotere belangstelling voor brandwondenbehandeling. Vele bomslachtoffers liepen zware brandwonden op, maar konden door het gebruik van de nieuwste technieken hun levensduur alsnog verlengen.

Toch is het pas in de laatste 50 jaar dat de sterftecijfers dramatisch konden worden teruggedrongen. Die revolutie is te danken aan een beter begrip van de fysiopathologie van brandwonden. Ernstige en levensbedreigende infecties werden voortaan bestreden met antibacteriële middelen zoals sulfa-, penicillinezalf, en zilversulfadiazine. De ontdekking van penicilline door de Schotse wetenschapper Sir Alexander Fleming in 1928 vormde een belangrijke doorbraak in de strijd tegen septische shock. Het duurde echter tot na Wereldoorlog II vooraleer men het geneesmiddel op grote industriële schaal kon produceren.

Vandaag bestaat er een heel scala aan technieken en methodes om wonden te behandelen zoals infectiebestrijding, vroege en effectieve verwijdering van het beschadigde weefsel, het gebruik van donorhuid en huidvervangers. Brandwondenbehandeling blijft erg complex.

Meer lezen:

  • Amer, H. en Choukairi F. “To Cool or not to Cool: Evolution of the Treatment of Burns in the 18th Century”, International Journal of Surgery 11, nr. 7 (2013): 503-506. https://doi.org/10.1016/j.ijsu.2013.04.012
  • Barrow, R. E. en Herndon, D. N. “History of Treatments of Burns”, Total Burn Care 3 (2007): 1-8.
  • Kamolz L.P. en Hartmann B. (Eds.), A History of Burn Care, Medicina, 2021.
  • Klasen H. J., De lokale wondbehandeling, een historisch overzicht, Nieuwsbrief WCS Kenniscentrum Wondzorg, jaargang 11, nr. 5 (1995): 32-33.
  • Lee, K.C., Joory, K. en Moiemen, N.S., History of Burns: The Past, Present and the Future. Burn Trauma 2169–180 (2014). doi.org/10.4103/2321-3868.143620
  • Liu H.-F., Feng Z., Lineaweaver W.C.. “History and Advancement of Burn Treatments”, Annales of Plastic Surgery 78, nr. 1 (2017): S2-S8. doi: 10.1097/SAP.0000000000000896