De vele vermeldingen van doodgeborenen in de Antwerpse doodsoorzakenregisters riepen al bij veel van onze invoerders vragen op. De registers zijn inderdaad stille getuigen van de hoge doodgeboorte in het verleden. We zien ze vaak terugkomen, de naamloze kinderen waarbij als doodsoorzaak de duur van de zwangerschap wordt vermeld en soms hoe lang ze leefden: “Zeven maanden dracht, 1 uur en drie kwartier geleefd”. Pas sinds een wetswijziging in 1999 kunnen ouders hun doodgeboren kind ook effectief een voornaam geven.

© S.O.S. Antwerpen, Doodsoorzakenregister, 1884.

In de negentiende eeuw werden kinderen die na een periode van 180 dagen zwangerschap levenloos ter wereld kwamen, door de administratie beschouwd als doodgeboren. Van hen en de kinderen die stierven vóór de aangifte van de geboorte bij de Burgerlijke Stand mocht alleen een overlijdensakte worden opgemaakt (en geen geboorteakte). Zij konden dus sterven zonder ooit geboren te zijn. Kinderen die vòòr de zesde maand zwangerschap stierven, werden niet opgenomen in de registers en statistieken.
 
De kindersterfte was tot het begin van de twintigste eeuw enorm hoog. De helft van de kinderen haalden hun tiende verjaardag niet. Het merendeel daarvan stierf in het eerste levensjaar. Die zuigelingensterfte kon van regio tot regio sterk verschillen. In de Westhoek en de polders was die bijvoorbeeld aanzienlijk hoger dan in de rest van Vlaanderen. Historici schrijven dit onder meer toe aan de andere borstvoedingsgewoonten (vrouwen deden er meer landarbeid buitenshuis) en de slechtere kwaliteit van het drinkwater (brak water).   
 
Naast die hoge kindersterfte was er ook een hoog doodgeboortecijfer. De Belgische statistieken duiden aan dat in de negentiende eeuw gemiddeld 35 op 1000 geboorten eindigden in een doodgeboorte. Pas na de Tweede Wereldoorlog was er een sterke daling, door de verbeteringen in de kwaliteit van de zorg tijdens de zwangerschap en de bevalling. Tegenwoordig worden in ons land jaarlijks nog zo’n 600 baby’s doodgeboren (ofwel 5 per 1000 geboorten). Aangeboren afwijkingen van het kind zijn de belangrijkste oorzaken, maar ook factoren eigen aan de moeder (leeftijd, activiteitsgraad) kunnen de uitkomst van de zwangerschap beïnvloeden.

Meer lezen:

  • Michotte A. Stille Baby’s. Analyse van doodgeboorte in historisch perspectief : Lokeren, 19de-20ste Eeuw. Masterscriptie Geschiedenis, Universiteit Gent, 2009.
  • Vandenbroeke C., Van Poppel F., Van der Woude A.M.. “De zuigelingen- en kindersterfte in België en Nederland in seculair perspectief”. In: Bevolking en Gezin. Kapellen, Uitgeverscentrum, 1983 (t2), supplement, pp. 85-115.